Natuurstreefbeeld: Essen-Eikenbossen zonder Wilde hyacint (9160)

Beschrijving: 

Dit natuurstreefbeeld bevat in Vlaanderen twee bostypes. Een type op vrij zure voedselarme leembodem met zuurtolerante voorjaarsflora als Bosanemoon, Grote muur en Gele dovenetel. Het type op minder zure iets voedselrijke bodem heeft naast de eerder genoemde soorten ook soorten die van meer basische bodem houden zoals  Bosbingelkruid, Slanke sleutelbloem, Eenbes en Daslook.

Dit natuurstreefbeeld komt overeen met het Europees beschermd habitatype 9160. Dit bostype komt vooral voor in het oosten van Vlaanderen buiten het natuurlijke verspreidingsgebied van Wilde hyacint. Bossen met ongeveer dezelfde flora maar binnen het natuurlijke verspreidingsgebied van Wilde hyacint behoren tot het natuurstreefbeeld Eiken-Beukenbossen met Wilde hyacint (9130).

heeft als indicator van een goede toestand
Allium ursinum
heeft als indicator van een goede toestand
Poa nemoralis

Natuurbeheer: 

Een klassiek hooghoutbeheer, dat aan de voorwaarden van een duurzaam multifunctioneel bosbeheer voldoet, en dat rekening houdt met de natuurlijke karakteristieken en vereisten van het bostype, kan verenigbaar zijn met het behoud en de ontwikkeling van dit natuurstreefbeeld. Specifieke beheermaatregelen omvatten o.a. zoom- en mantelbeheer, open-plekken-beheer, exotenbestrijding, vrijstellen van soorten die onderdrukt worden door een dicht beukenscherm en maximaal behoud van dikke bomen en dood hout. Lemige bodems zijn zeer gevoelig voor bodemverdichting, zodat de exploitatie hiermee rekening dient te houden.

Dit natuurstreefbeeld is lokaal in goede staat als het aan de criteria van de LSVI-tabellen voldoet. De LSVI-tabel voor dit natuurstreefbeeld (Natura2000-habitat) kan je terugvinden in dit rapport van het inbo.

Bedreigingen: 

  • Dit bostype is zeer gevoelig voor verzuring door atmosferische depositie en inspoeling van nutriënten vanuit hoger gelegen plateaus en aangrenzende akkers.
  • Watervervuiling, aanrijking en verstoring van de bodem leiden tot verruiging.
  • Verdroging treedt op door drainage.
  • Intensieve recreatie of exploitatie leiden tot bodemerosie en/of -compactie.
  • Aanplanten van exoten.
  • Verlies aan structuurrijkdom door actieve omvorming van oude structuurrijke bestanden (vaak voormalig middelhout) door homogene gelijkjarige hooghoutaanplanten.
  • Grootschalig en/of intensief kapbeheer met grondbewerking; heraanplant en overexploitatie leiden tot habitatdegradatie met weinig oude bomen en dood hout en een zwakke structuurontwikkeling.
  • Versnippering.
  • Een te hoge wildstand (Ree) bemoeilijkt natuurlijke verjonging.
  • Ook is dit bostype zeer gevoelig voor verzuring door de aanwezigheid van een kritische voorjaarsflora.