Habitat:
Er worden in België drie ondersoorten van gele dovenetel onderscheiden (LAMBINON et al. 1998). Subsp. montanum is mogelijk het enige wilde taxon in Vlaanderen. Indien subsp. galeobdolon al in Vlaanderen voorkomt, dan is ze in ieder geval uiterst zeldzaam. Subsp. argentatum (bonte gele dovenetel) is waarschijnlijk ontstaan als een kweekproduct. Deze ondersoort is een courante verschijning in tuinen. Ze verwildert gemakkelijk en raakt steeds meer ingeburgerd. Gele dovenetel (subsp. montanum) is een schaduwminnende plant van loofbossen op eerder voedselrijke gronden met een goede strooiselvertering. De soort heeft een duidelijke voorkeur voor niet al te zure tot neutrale, eerder vochtige tot vrij natte, lemige tot zandlemige bodems. Buiten het bos vindt men haar vooral in schaduwrijke houtkanten en in wat bredere hagen, het meest op de oeverwallen van wat natuurlijker ogende waterlopen. De wilde ondersoort is vaak gelieerd aan oud bos of aan secundair bos. In dit laatste geval hield ze, in tijden dat er geen bos was, stand in overgebleven lijnvormige landschapselementen. Gele dovenetel kan vooral dominant worden onder hakhout- en middelhoutexploitatie. De soort is een slechte kolonisator van volledig nieuw bos. Bonte gele dovenetel vindt men daarentegen ook in jong bos, vooral op wat voedselarmere en vaak ook iets drogere en zuurdere bodems.