De kern van het areaal van gele dovenetel is Midden-Europa. In grote delen van dat areaal komen de twee ondersoorten samen voor. De soort komt op de Britse Eilanden vooral voor in Engeland en Wales. Noordelijk reikt het areaal tot in Zuid- Zweden. Oostelijk loopt het verspreidingsgebied aaneengesloten door tot in het westen van Europees Rusland. In Zuid- Europa komt de soort overal voor, met uitzondering van het grootste deel van het Iberisch Schiereiland en van Griekenland. Met uitzondering van de Ardennen, waar de soort vrij zeldzaam is, is gele dovenetel in Wallonië algemeen.
In Vlaanderen is gele dovenetel globaal algemeen. In vergelijking met de vorige karteerperiode, is gele dovenetel sterk vooruitgegaan. Doordat de ondersoorten niet consequent apart werden gekarteerd, krijgt men meer dan waarschijnlijk een enigszins vertekend beeld (LETEN 1988). In de Leemstreek en in de Voerstreek is subsp. montanum zeker de courante ondersoort, die er bovendien goed standhoudt. In de Zand- en Zandleemstreek daarentegen is subsp. argentatum het meest verspreid en bovendien in volle expansie. In die regio is subsp. montanum te vinden in oude bosgebieden, parken en landgoederen, en in beekvalleien met verspreide bosjes en lijnvormige landschapselementen.
Er worden in België drie ondersoorten van gele dovenetel onderscheiden (LAMBINON et al. 1998). Subsp. montanum is mogelijk het enige wilde taxon in Vlaanderen. Indien subsp. galeobdolon al in Vlaanderen voorkomt, dan is ze in ieder geval uiterst zeldzaam. Subsp. argentatum (bonte gele dovenetel) is waarschijnlijk ontstaan als een kweekproduct. Deze ondersoort is een courante verschijning in tuinen. Ze verwildert gemakkelijk en raakt steeds meer ingeburgerd. Gele dovenetel (subsp. montanum) is een schaduwminnende plant van loofbossen op eerder voedselrijke gronden met een goede strooiselvertering. De soort heeft een duidelijke voorkeur voor niet al te zure tot neutrale, eerder vochtige tot vrij natte, lemige tot zandlemige bodems. Buiten het bos vindt men haar vooral in schaduwrijke houtkanten en in wat bredere hagen, het meest op de oeverwallen van wat natuurlijker ogende waterlopen. De wilde ondersoort is vaak gelieerd aan oud bos of aan secundair bos. In dit laatste geval hield ze, in tijden dat er geen bos was, stand in overgebleven lijnvormige landschapselementen. Gele dovenetel kan vooral dominant worden onder hakhout- en middelhoutexploitatie. De soort is een slechte kolonisator van volledig nieuw bos. Bonte gele dovenetel vindt men daarentegen ook in jong bos, vooral op wat voedselarmere en vaak ook iets drogere en zuurdere bodems.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.