Natura 2000: Eiken-Beukenbossen met Wilde hyacint en Parelgras-Beukenbossen (9130)

Beschrijving: 

Dit habitattype omvat de beukenbossen met een goed ontwikkelde voorjaarsflora, die voorkomen op pH-neutrale bodems met een goed verteerde humuslaag. In Vlaanderen onderscheiden we twee subtypes.

  1. Een type met Eenbloemig parelgras en Lievevrouwebedstro in de kruidlaag. Goed ontwikkeld vind je dit enkel in de Voerstreek. Kleine plekjes die niet zo goed ontwikkeld zijn, vind je ook in de Vlaamse Ardennen.
  2. Een tweede type waarbij tapijten van Wilde hyacint karakteristiek zijn. Daarnaast komt veel Wijfjesvaren voor, evenals Bosanemoon, en op vochtige plaatsen ook Daslook. Dit type vind je enkel in het westen van Vlaanderen.
heeft als indicator van een goede toestand
Allium ursinum

Natuurbeheer: 

Een klassiek hooghoutbeheer, dat aan de voorwaarden van een duurzaam multifunctioneel bosbeheer voldoet, en dat rekening houdt met de natuurlijke karakteristieken en vereisten van het bostype, kan verenigbaar zijn met het behoud en de ontwikkeling van het habitattype. Specifieke beheermaatregelen omvatten o.a. zoom- en mantelbeheer, open-plekken-beheer, exotenbestrijding, vrijstellen van soorten die onderdrukt worden door een dicht beukenscherm en maximaal behoud van dikke bomen en dood hout. Lemige bodems zijn zeer gevoelig voor bodemverdichting, zodat de exploitatie hiermee rekening dient te houden.

Dit habitattype is lokaal in goede staat als het aan de criteria van de LSVI-tabellen voldoet. De LSVI-tabel voor dit Natura2000-habitat kan je terugvinden in dit rapport van het inbo.

Dit habitattype is lokaal in goede staat als het aan de criteria van de LSVI-tabellen voldoet. De LSVI-tabel voor dit Natura2000-habitat kan je terugvinden in dit rapport van het inbo.

Bedreigingen: 

  • Dit bostype is zeer gevoelig voor eutrofiëring door atmosferische depositie en inspoeling van nutriënten vanuit hoger gelegen plateaus en aangrenzende akkers.
  • Bodemerosie en/of bodemcompactie door intensieve recreatie of exploitatie.
  • Aanplanten van exoten of monotone beukenaanplantingen.
  • Grootschalig en/of intensief kapbeheer met grondbewerking, heraanplant en overexploitatie leidt tot habitatdegradatie met weinig oude bomen en dood hout en een zwakke structuurontwikkeling.
  • Versnippering.
  • Een te hoge wildstand (Ree) bemoeilijkt natuurlijke verjonging.