Amerikaanse vogelkers is een bladverliezende struik tot lage boom. De schors op jonge stammen heeft duidelijke horizontale lenticellen en ruikt sterk bij beschadiging (amandelgeur). De bladeren zijn elliptisch met een duidelijke punt en zijn bovenaan sterk glanzend en volledig onbehaard. De bloeiwijze bestaat uit hangende trossen van 0.7 tot 1.3 cm breed en 6-15 cm lang met kleine witte bloemen. Na de bloei worden kleine zwarte steenvruchten gevormd.
Amerikaanse vogelkers is invasief als zij kan opgroeien bij veel licht op relatief droge bodems (in zogenaamde “open invasievensters”). In deze omstandigheden vestigt zij zich immers massaal. Verspreid voorkomende individuen in gemengde bossen met veel structuurdiversiteit zijn daarentegen wel sterk competitief, maar niet echt invasief. Het is dus belangrijk een strategie te kiezen die aangepast is aan de context en beheerdoelstellingen. Er zijn situaties waar het zinvol is de soort te bestrijden, er zijn situaties waar dit niet nodig is, en er zijn situaties waar dit wenselijk is maar niet haalbaar.
De meerderheid van de vruchten valt niet verder dan 5 – 6 m van de moederboom. Ongeveer 20 % van de vruchten wordt door vogels verbreid. In gesloten bosbestanden doen ze dat meestal niet verder dan 25 m en belanden de zaden doorgaans in open plekken. In halfopen landschappen en hagen en houtkanten gaan ze gemiddeld 100 m ver en hebben de vogels de neiging de zaden langs grote bomen te verbreiden. Bij het kiezen van een strategie is het dus belangrijk om de ruime omgeving te bekijken, en niet enkel het bosbestand of natuurreservaat.
Strategie: zaaddruk beperken
Een eerste strategie bestaat erin de zaaddruk sterk te verminderen omdat de invasie steeds vertrekt vanuit plaatsen waar de soort massaal aanwezig is. Indien je als beheerder een aaneengesloten oppervlakte in beheer hebt van minstens een paar honderd hectare, er in de beheerdoelstellingen belangrijke aandacht gaat naar open natuur en ijle bossen met lichtboomsoorten en je zeker bent dat je 20 tot 30 jaar kan opvolgen, dan is een volledige bestrijding zinvol. Er wordt planmatig en systematisch gewerkt. Een hoofdbehandeling wordt gevolgd door een nabehandeling en wordt verder gevolgd door regelmatige nazorg. Mogelijke methoden zijn o.a. uittrekken van zaailingen, rooien van struiken en bomen, chemische bestrijding waar dit toegelaten is, ringen van bomen... Deze aanpak werd sinds 1994 succesvol toegepast in o.a. de domeinbossen Pijnven (Hechtel-Eksel) en Ravels (Turnhout), telkens een kleine 1.000 ha groot. Amerikaanse vogelkers komt in deze gebieden ondertussen zodanig beperkt voor dat de soort niet meer invasief is. Het is zinvol om deze aanpak ook op kleinere oppervlaktes toe te passen indien je vrij zeker bent dat je die oppervlakte kan uitbreiden door samenwerking met naburige beheerders of eigenaars op te starten. In kleine stukjes open natuur die ingebed liggen in een groter geheel waar veel Amerikaanse vogelkers voorkomt impliceert dit dat het moment dat de bestrijding stilvalt de soort begint terug te komen. Indien je als beheerder slechts een kleine oppervlakte bos in beheer hebt (< enkele tientallen ha) dat ingesloten ligt in een groter complex met veel Amerikaanse vogelkers, dan bestaat een variant van deze strategie erin om systematisch alle zaadbomen te benadelen en zoveel mogelijk zaailingen en jonge boompjes van gewenste soorten te bevoordelen. Voor zwaardere zaadbomen kies je dan methoden zoals ringen of chemische bestrijding waar dit toegelaten is. Jonge exemplaren kunnen behandeld worden zoals bij een doorgedreven verpleging van de jongwas en dichtwas in natuurgericht bosbeheer: exemplaren die de groei van inheemse boomsoorten hinderen worden geknipt of gebroken. Van jonge boompjes die in bloei komen worden de bloeiende takken zoveel mogelijk afgeknipt. Waar toegelaten kan eventueel een chemische bestrijding gebeuren. Jonge zaailingen rondom zaailingen van inheemse boomsoorten worden zoveel mogelijk uitgetrokken. Met deze aanpak wordt geëxperimenteerd in de Antwerpse Kempen sinds 2007. Het leidt er op termijn tot bossen met nog een zeker aandeel Amerikaanse vogelkers maar waar een nieuwe generatie inheemse boomsoorten tot de bovenetage zijn doorgedrongen.
Strategie: invasievenster sluiten
Een tweede strategie bestaat erin invasievensters zeer lang gesloten houden want dan kan Amerikaanse vogelkers zich moeilijk uitbreiden. Gesloten invasievensters zijn plaatsen of periodes waarin de omstandigheden voor de soort om zich te vestigen of te overleven slecht zijn. Amerikaanse vogelkers kwijnt dan geleidelijk weg of zal toch minstens niet meer in zaad komen. Het invasievenster voor Amerikaanse vogelkers sluit zich als er te weinig licht beschikbaar is, maar ook bijvoorbeeld als de standplaats te nat wordt, als er te veel andere concurrentiekrachtige soorten groeien,... Deze strategie vergt geen specifiek budget voor bestrijding van invasieve exoten. In gemengde structuurrijke bossen waar weinig Amerikaanse vogelkers voorkomt ondervindt de soort zodanig veel concurrentie dat ze er niet invasief kan worden. Ze kan er zich enkel lokaal sterk competitief gedragen na een verstoring. Bossen met weinig Amerikaanse vogelkers maak je weerbaar door via natuurgericht bosbeheer te streven naar ongelijkjarige, ongelijkvormige gemengde bossen met een hoog aandeel inheemse bomen. Dit leidt tot weerbare, resiliënte bosecosystemen. Het beheer is flexibel en kan natuur- en houtproductiedoelstellingen combineren. Het is tegelijk ook de aangewezen strategie ten aanzien van de klimaatverandering. Waar veel Amerikaanse vogelkers voorkomt en er als beheerdoelstelling wordt gekozen voor bossen met schaduwtolerante soorten kan de beheerder deze soorten actief inbrengen. Inheemse boomsoorten met een hogere schaduwtolerantie dan Amerikaanse vogelkers zijn o.a. Europese vogelkers, hazelaar, gewone esdoorn, hulst, haagbeuk, winterlinde, taxus, beuk, … Deze soorten kunnen beperkt en verspreid ingebracht worden. Ze zullen dan binnen enkele decennia als zaadbron dienen en nieuwe processen op gang brengen. Ze kunnen ook intensiever worden ingebracht, bijvoorbeeld door het inplanten van kloempen. Beheerders dienen telkens vele decennia een vrij hoog aandeel Amerikaanse vogelkers te accepteren. De schaduwboomsoorten kunnen dan via een natuurgericht bosbeheer systematisch worden bevoordeeld. Op die manier wordt een lange termijn proces opgestart waardoor Amerikaanse vogelkers wordt weggeconcurreerd. Maar na elke zware verstoring (storm, te zware dunning, te hoge wildstand, ….) zal het aandeel weer enkele decennia toenemen. Dit is een haalbare aanpak op plaatsen waar het omwille van versnippering of gebrek aan middelen niet zinvol is om de strategie van het beperken van de zaaddruk te volgen en er in de beheerdoelstelling wordt gekozen voor schaduwtolerante boomsoorten.
Amerikaanse vogelkers is een bladverliezende struik tot lage boom. De schors op twijgen en jonge stammen heeft duidelijke horizontale lenticellen en ruikt sterk bij beschadiging (amandelgeur). Bij dikkere stammen splijt de schors in opvallende schubben met gedraaide randen. De bladeren zijn iets leerachtig, elliptisch met een duidelijke punt en zijn bovenaan sterk glanzend en volledig onbehaard de onderzijde is bleker en behaard langs de middennerf. De bloeiwijze bestaat uit hangende trossen van 0.7 tot 1.3 cm breed en 6-15 cm lang met kleine witte bloemen. Na de bloei worden kleine eetbare steenvruchten gevormd die aanvankelijk rood zijn en bij het rijpen zwart verkleuren. Verwarring van Amerikaanse vogelkers met Gewone vogelkers (Prunus padus) is mogelijk. Beide zijn struiken tot lage bomen hebben een bloei in trossen. In voedselrijkere bostypes kunnen beide soorten gezamenlijk voorkomen. Prunus padus heeft echter een omgekeerd eirond blad dat onderaan en bovenaan in de groeven van de nerven behaard is en bloementrossen van 1-1.8 cm in diameter. Daarnaast kan Amerikaanse vogelkers ook worden verward met zoete kers (Prunus avium), de bladeren van deze soort zijn echter niet leerachtig en de knoppen staan in groepjes aan het uiteinde van de twijgen. Bloemen & vruchten zijn alleenstaand en staan ingeplant op de kortloten. Ook verwarring met sporkehout is mogelijk. Sporkehout kan herkend worden aan de verticale lenticellen, de gelige kleur onder de bast, en de alleenstaande vruchtjes. Alle drie deze soorten hebben niet de zeer herkenbare amandelgeur die vrijkomt bij Amerikaanse vogelkers wanneer bladeren of twijgen worden gekneusd of geschild.
Prunus serotina staat op de consensuslijst in de Gedragscode voor gebruik van invasieve planten in België (zie hieronder). Dit betekent dat de groensector overeengekomen is om Prunus serotina niet langer te verkopen of aan te planten. Op basis van de lijst invasieve planten in België werd in overleg met de groensector een Gedragscode ontwikkeld. In deze Gedragscode zijn de invasieve planten ingedeeld in een consensuslijst (Bijlage I) en Bijlage II. De consensuslijst omvat alle invasieve soorten (inclusief cultivars en variëteiten) waarover met de groensector tijdens de rondetafelgesprekken een unaniem akkoord werd bereikt om de verkoop/aanplant stop te zetten. De meeste soorten van de consensuslijst zijn wijdverspreid en hebben een sterk negatief effect op de biodiversiteit zoals Japanse duizendknoop, reuzenberenklauw, Amerikaanse vogelkers, grote waternavel,... Op deze lijst staan 28 soorten, die ongeveer 50% van alle invasieve plantensoorten in België vertegenwoordigen. De overige invasieve planten zijn opgenomen in Bijlage II, hierin zijn de soorten opgenomen waarvan hun impact in België gering is of de soorten die enkel in zeer specifieke natuurlijke milieus invasief worden. Deze soorten kunnen, mits in acht name van enkele voorzorgsmaatregelen/aanbevelingen betreffende aanplant/onderhoud (rhizoombegrenzer, verwijderen bloemen voor zaadzetting), toegepast worden. Bij aanplant wordt aanbevolen om deze planten niet in de buurt van gevoelige biotopen, waar ze invasief kunnen worden, te plaatsen. Voor meer informatie zie www.alterias.be(opent nieuw venster)
Massale aanwezigheid van Amerikaanse vogelkers bemoeilijkt de realisatie van enkele belangrijke beheerdoelstellingen voor bos en natuur binnen een maatschappelijk aanvaardbare termijn. Dit probleem stelt zich in het bijzonder op de laat-tertiaire en quartaire dekzanden, ruwweg ten noorden van de lijn Gent – Mechelen – Hasselt. Amerikaanse vogelkers zorgt ervoor dat open natuur snel dichtgroeit. In bossen bemoeilijkt de massale aanwezigheid van Amerikaanse vogelkers de natuurlijke verjonging van andere boomsoorten, het streven naar een hoger aandeel inheemse boomsoorten en het behoud van open plekken. In bossen is er ook een impact op de diversiteit van de kruidlaag en worden beheeropties beperkt om ouder wordende dennenbestanden om te vormen naar gemengde bossen met veel inheems loofhout. Ook de tijdsduur waarbinnen die omvorming kan gebeuren wordt veel langer.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.