Beheer:
Belangrijk voor deze bossoort is een bosbeheerd dat bodemverdichting vermijdt, boomsoorten mengt en boomsoorten gebruikt die zorgen voor een goede bladvertering zoals Zomerlinde, Winterlinde en Gewone es. Zo blijft de mull humus bestaan. Wanneer er enkel Zomereik en Beuk wordt aangeplant kan het zijn dat de bosbodem zuurder wordt door het slecht verterende strooisel maar ook door de zure depositie vanuit de lucht. Op zuurdere bosbodems zal Gevlekte aronskelk verdwijnen.
In jonge bossen, houtkanten en heggen is Gevlekte aronskelk een van de eerste " oude bosplanten " die verschijnt. Het is dan ook een minder goede indicator voor oud bos, maar duidt bij jonge bossen op het stilaan ontstaan van een bosklimaat.
Habitat:
Gevlekte aronskelk groeit vooral in schaduwrijke, relatief voedselrijke loofbossen met een luchtige en kruimelige, goed verterende humus, op neutrale tot kalkrijke, zandlemige, lemige of kleiige bodems. Het is een soort die even goed op jonge als op oude, vochtige tot natte bodems gedijt. Ze komt zowel in valleibossen voor als in eiken-essenbossen en beukenbossen met Wilde hyacint. Vooral in reliëfrijke bosgebieden kan gevlekte aronskelk vrij massaal groeien op afgespoeld materiaal aan de voet van hellingen. In alluviaal bos staat de soort dan weer vrij vaak op plekken waar aangespoeld materiaal is blijven liggen. Stagnerend ondiep grondwater of langdurige overstroming verdraagt ze slecht. Buiten het bos groeit gevlekte aronskelk ook wel eens aan de voet van schaduwrijke holle wegen of in wat bredere hagen en houtkanten op hellingen. Op zeer lichtrijke standplaatsen kwijnt de soort weg. Bij permanente ontbossing verdwijnt ze vrij snel. Gevlekte aronskelk kan ook als stinsenplant voorkomen in parken en tuinen.