Gulden boterbloem

Ranunculus auricomus

Habitat: 

Onder de naam gulden boterbloem gaat een uitermate ingewikkeld complex van microsoorten schuil, ontstaan uit ongeslachtelijke voortplanting, waarbij zaadvorming optreedt zonder bevruchting (apomictische voortplanting of agamospermie). Voor een taxonomisch overzicht verwijzen wij naar ERICSSON (1992). Afhankelijk van de auteur verdeelt men het complex in soorten of ondersoorten. Elke microsoort heeft een min of meer eigen ecologische en geografische verspreiding. Gulden boterbloem is over het algemeen een halfschaduwplant. Bij voorkeur groeit de soort in een bosomgeving, minder vaak ook wel langs hagen en houtkanten. Soms wordt ze gevonden in hooilanden. De groeiomstandigheden kunnen sterk verschillen. Waarschijnlijk houdt dat verband met de ecologische voorkeur van de verschillende microsoorten. Meestal zijn de bodems lemig of wat kleiig. In bos vindt men gulden boterbloem dikwijls op eerder natte en tamelijk voedselrijke bodems, in wat ijl beek- en rivierbegeleidend bos of in bosranden. Ook op voormalig, niet al te zwaar bemest hooiland dat met populier werd beplant, kan men rijke populaties aantreffen. Maar zelfs in drogere bostypes, meer aanleunend bij eiken- haagbeukenbos, groeit soms gulden boterbloem, zij het vaak in meer bescheiden aantallen. Qua zuurgraad variëren de bodems van zwak zuur tot eerder kalkhoudend. Extremen worden gemeden. Het is niet uitgesloten dat sommige microsoorten beperkt zijn tot oud bos. Verder onderzoek zou dat kunnen uitwijzen.