Natuurstreefbeeld: Soortenrijke glanshavergraslanden (6510_hu)

Beschrijving: 

Goed ontwikkelde glanshavergraslanden zijn kruiden- en bloemenrijk, met vaak een bloemenweelde van composieten zoals Margriet, Knoopkruid en Groot streepzaad. De grassen vormen een mozaïek van middelhoge en hoge soorten, waarbij geen enkele grassoort dominant is. Ze komen voor op matig voedselrijke vrij droge zandleem-, leem- of kleibodems. Het zijn hooilanden die twee keer per jaar gemaaid worden of hooiweiden die eerst gemaaid worden en dan nabegrazing krijgen.
Ze zijn een subtype van het Europese habitat Glanshaver- en Grote vossenstaartgraslanden (6510)
 

heeft als karakteristieke soort
Saxicola rubetra
heeft als indicator van een goede toestand
Rumex thyrsiflorus

Natuurbeheer: 

Voor de instandhouding van soortenrijke Glanshavergraslanden is een volgehouden maaibeheer noodzakelijk. In de regel worden deze graslanden twee keer per jaar gemaaid, bij voorkeur met per perceel weinig spreiding in het maaitijdstip en met aandacht voor de bloei en zaadvorming van de bijzondere soorten. De eerste maaibeurt ligt vaak tussen 15 juni en 15 juli. Maar er zijn ook glanshaverhooilanden die al 15 mei gemaaid worden. De tweede maaibeurt valt tussen 15 augustus en 15 september. Belangrijk bij het bepalen van de maaidatum van goed ontwikkelde glanshavergraslanden is het in zaad komen van de doelsoorten. Deze kunnen in zaad staan bij de eerste maaibeurt maar kunnen ook in bloem en zaad komen tussen de eerste en de tweede maaibeurt. De beheerder moet dus goed bepalen welke soorten in zaad moeten komen. Maaitijdstippen die al lang gehanteerd worden en die voor een goed en soortenrijk glanshaver grasland gezorgd hebben worden best aangehouden. Ook nabegrazing is mogelijk, dit kan na de eerste maaibeurt vanaf half augustus of later als de doelsoorten nog in zaad moeten komen.