Gewone es werd omwille van de waarde van het hout in Vlaanderen frequent aangeplant. De soort groeit het best op diepe, gerijpte bodems die zemig tot kleiig zijn, en bij voorkeur kalkhoudend en voedselrijk. Maar ook op zwak zure en niet te droge, voedselrijke, wat zandigere bodems kan ze overleven. Stagnerend grondwater of langdurige overstroming verdraagt ze slecht. Op nattige bodems heeft ze een duidelijke voorkeur voor bewegend grondwater, omdat ze een hoge zuurstofbehoefte heeft. Zakt het grondwater te diep weg, dan vertoont ze snel uitdrogingsverschijnselen. Es heeft veel licht nodig en kwijnt snel weg in bossen waar in de hoge boomlaag eik en beuk overheersen. Van nature neemt de soort vooral in bossen op de betere alluviale gronden een dominante positie in.
Blad: Tegenoverstaand, oneven geveerd, samengesteld blad met gewoonlijk 5 jukken en een eindblaadje. De deelblaadjes zijn zittend, lang-eivormig tot breed-lancetvormig, aan de top toegespitst en aan de voet wigvormig, met fijn gezaagde rand, onderaan langs de middennerf behaard.
Bloeiwijze: Bloei in april voor het uitlopen van de bladeren, met een grote seksuele variatie: bloemen één- of tweeslachtig, boom één- of tweehuizig. Kelk- en kroonbladeren ontbreken.
Vrucht: Toegespitste afgeplatte nootvrucht met een lange vleugel aan de top. In trossen, eerst groen, daarna bruingeel.
Twijgen en knoppen: De twijgen zijn stug en robuust, grijs met vele bruine lenticellen. Ook vanop de grond kan de Gewone es herkend worden aan de opvallend dikke, omhoog gerichte takken. De knoppen zijn hoekig en zwart. De eindknop is altijd groter dan de zijknoppen.
Schors: Lichtgekleurd, bij jonge bomen glad, olijfkleurig tot okergeel aan de stamvoet, op latere leeftijd grijs met diepe verticale scheuren en ondiepere dwarse scheuren.
Vaak verward met Smalbladige es, Fraxinus angustifolia. De onderscheidende determinatiekenmerken zijn:
25 - 30 m (tot 40 m)
Het areaal van es heeft zijn zwaartepunt in West-, Midden- en Oost-Europa. In het noorden vindt men de soort tot in het zuiden van Scandinavië en in de meer gematigde delen van Europees Rusland. In de meest zuidelijke en zuidwestelijke delen van Europa komt es niet voor. Zuidoostelijk reikt het areaal tot het gebied ten zuiden van de Kaspische Zee. De soort komt algemeen verspreid voor in heel België.
Op Vlaamse schaal is es een uiterst algemene boomsoort. Zoals voor veel commerciele boomsoorten is het moeilijk het natuurlijke areaal van es in Vlaanderen te omschrijven. De soort heeft een duidelijke binding met de Leem- en Zandleemstreek, en in mindere mate met de Vlaamse Zandstreek. Ook langs de grote rivieren komt es talrijk voor. In de Kempen en op de zware poldergronden is de soort minder algemeen. In vergelijking met de vorige karteringsperiode zijn er weinig verschillen.
gevleugelde, platte lancetvormige vruchten in grote, vertakte trossen, die 's winters nog aan de boom hangen
Deze pagina werd mogelijk gemaakt door de financiële steun van het LIFE-programma van de EU(opent nieuw venster) in het kader van het LIFE BNIP-project(opent nieuw venster).
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.