Natuurstreefbeeld: Droge heischrale graslanden (6230_hn)

Beschrijving: 

Heischrale graslanden komen voor op (zwak) zure, lemige zandbodems. De vegetatie bestaat uit niet dominante grassen, schijngrassen, kruiden, en dwergstruiken. Kenmerkende soorten zijn o.a. Tandjesgras (niet dominant gras), Pilzegge (schijngras), Liggend walstro (kruid) en Struikhei (dwergstruik). Geen enkele soort komt dominant voor. Bramen, struweel en boomsoorten zijn zo goed als afwezig. Het zijn graslanden die vaak ontstaan uit heide. Droge heischrale graslanden (6230_hn) herken je aan een combinatie van soorten kenmerkend voor heischrale graslanden zoals Tormentil en Liggend walstro en soorten van droge arme gronden zoals Muizeoor, Zandblauwtje en Schapenzuring. Het beheer bestaat uit jaarlijks 1 keer maaien of begrazing.
Droge heischrale graslanden zijn een subtype van het Europees beschermd habitat Heischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230)

heeft als indicator van een goede toestand
Lathyrus linifolius
heeft als indicator van een goede toestand
Stachys officinalis
heeft als indicator van een goede toestand
Vulpia bromoides

Natuurbeheer: 

Het onderhoudsbeheer bestaat uit 1 keer per jaar maaien of begrazing. De maaibeurt valt eind augustus begin september, let er hierbij op dat de doelsoorten in zaad staan. Is dit niet het geval maai je wat later. Ook via begrazing kan je een droog heischraalgrasland onderhouden. Zorg er ook hiervoor dat de doelsoorten in zaad kunnen komen en dat de vegetatie kort de winter in gaat. Zoals bij alle maai- en begrazingsbeheer is het voor de fauna belangrijk delen te hebben waar de vegetatie in de winter blijft staan. In een landschap met heide en bosranden kan dit ook naast het heischraalgrasland.

Bedreigingen: 

Eén van de belangrijkste milieudrukken voor dit graslandtype is vermesting en verzuring

De aanrijking met voedingsstoffen (voornamelijk stikstof en fosfor) afkomstig van landbouw, verkeer en industriële activiteit zijn de belangrijkste bedreiging. Algemeen wordt gesteld dat de vegetatie van heischrale graslanden in hun groei beperkt worden door stikstof. De hoge stikstofdepositie van de afgelopen decennia heeft geleid tot een sterke toename in de beschikbaarheid van stikstof voor planten. Meestal leidt dit uiteindelijk tot vergrassing met sterke overheersing van Bochtige smele of Gewoon struisgras onder droge omstandigheden. Ander onderzoek suggereert echter dat de soortenrijkdom van heischrale graslanden in de eerste plaats een functie is van de fosforbeschikbaarheid in de bodem. Hogere biomassaproductie, en dus waarschijnlijk competitieve verdringing van kenmerkende plantensoorten, blijkt ook in verband te staan met hogere fosforbeschikbaarheid. Een beperkte soortenanalyse geeft eveneens aan dat het voorkomen van kenmerkende plantensoorten van heischrale graslanden voornamelijk afhangt van de fosforbeschikbaarheid. De meest bedreigde soorten in deze analyse (Bevertjes en Gewone vleugeltjesbloem) komen alleen voor bij zeer lage fosforbeschikbaarheden (ong. 1 mg P/kg).

Bodemverzuring is een belangrijke oorzaak van de achteruitgang van de droge en natte heischrale graslanden. Verzurende atmosferische depositie leidt tot uitloging van basische kationen in de bodem. Verzuring van de heischrale graslanden heeft twee effecten. 1) Er treedt een verschuiving op in het bufferingsmechanisme. De zuurbuffering door uitwisseling van basische kationen zoals calcium, magnesium en kalium aan het adsorptiecomplex maakt plaats voor buffering door het oplossen van aluminiumverbindingen, de aluminiumbuffering. Het omslagpunt ligt ongeveer bij pH=4,5. De basische kationen gaan in oplossing en spoelen uit naar diepere bodemlagen. Daarmee wordt de beschikbaarheid van voor de plant belangrijke voedingsstoffen als calcium, magnesium en kalium verlaagd. De concentraties van metalen, vooral aluminium (Al3+), in het bodemvocht stijgen. Voor veel plantensoorten van heischrale graslanden zijn deze ionen toxisch, zeker als er weinig calcium of kalium aanwezig is. 2) Het tweede effect van de verzuring is de daling van de mineralisatie- en nitrificatiesnelheid. Dit leidt zowel tot een sterkere accumulatie van strooisel als het stijgen van ammoniumgehalten in het bodemvocht. Karakteristieke soorten van heischrale graslanden, zijn niet bestand tegen hoge ammoniumconcentraties in het bodemvocht bij lage pH's. Ze zullen dus bij verzuring verdwijnen.