Natuurstreefbeeld: Droge heide (4030)

Beschrijving: 

Droge heidevegetaties worden gedomineerd door de altijdgroene dwergstruiken van Struikhei. De vegetatie is vaak niet hoger dan 1 m. Plaatselijk kan boom- of struikopslag aanwezig zijn. Deze halfnatuurlijke vegetaties zijn van nature rijk aan mossen en korstmossen, vooral op oudere leeftijd als de heidestruiken open vallen. Op arme, zure zandbodems is het aantal plantensoorten beperkt; op meer lemige bodems en voormalig beakkerde heidebodems is de heidevegetatie doorgaans rijker aan kruiden en grassen. Grassen zoals Pijpenstrootje, Bochtige smele en Fijn schapengras hebben steeds een gering aandeel in goed ontwikkelde heiden.

Natuurbeheer: 

Voor een hoge biodiversiteit is een hoge structuurrijkdom van de heide, met een afwisseling van jonge en oude heide en lokale opslag van struweel of bomen na te streven. Een actief, cyclisch beheer is noodzakelijk om spontane verbossing tegen te gaan. De plaatselijke omstandigheden en de flora- en faunadoelstellingen bepalen de keuze voor maaien, begrazen, branden of plaggen. In elk geval dienen maatregelen als plaggen en branden enkel op kleine schaal en gefaseerd in de tijd te worden toegepast. Een kleinschalig heidebeheer bevordert doorgaans het behoud of herstel van een grote soortenrijkdom. Bij het beheer van grote heidegebieden kan men de vegetatieontwikkeling sturen door de begrazingsdruk te variëren.

Bedreigingen: 

  • Veel heides werden in het verleden in landbouwgrond omgezet, bebouwd of actief bebost. Actueel is vooral spontane verbossing door gebrek aan beheer een oorzaak van habitatverlies.
  • Eutrofiëring en verzuring leiden tot achteruitgang van de structuur en soortenrijkdom: Stikstof is in het algemeen de beperkende factor voor de groei van heideplanten. Bij een hoge atmosferische stikstofdepositie en accumulatie in de bodem zal er, na het openvallen van het vegetatiedek, vergrassing optreden. Hierbij ontstaan gedegradeerde droge heidevegetaties met een dominantie van Bochtige smele of Pijpenstrootje. De oorzaken van vergrassing zijn complex. Droge Pijpenstrootjeheides kunnen ook ontstaan op plaatsen waar Struikhei overstoven wordt met zand. Ook perioden van droogte en strenge vorst, brand en het optreden van keverplagen van Heidehaantje werken vergrassing in de hand. Verzuring is veelal veroorzaakt door de depositie van zwavel- en stikstofverbindingen. Dit leidt tot het verdwijnen van veel karakteristieke en bedreigde plantensoorten. De abiotische condities van deze terreinen is dan niet langer geschikt voor kieming en vestiging van deze soorten. Een algemene soort zoals struikhei kan wel onder de meest zure omstandigheden voorkomen.
  • Vanuit bosranden kan Adelaarsvaren sommige heides binnendringen en overwoekeren. De precieze oorzaken zijn onduidelijk.
  • Oude, structuurrijke, droge heides met veel mossen en korstmossen zijn zeer gevoelig voor betreding en overwoekering van open zandbodems door het Grijs kronkelsteeltje, een Amerikaanse mossoort die in dit type milieu overal sterk oprukt.
  • De bestaande heiderelicten zijn vaak klein en daardoor extra kwetsbaar voor diverse vormen van verstoring of aantasting.
  • Grootschalige heidebranden zijn vooral voor de fauna nadelig en kunnen ook vergrassing in de hand werken.
  • Faunaverstoring ten gevolge van intensieve recreatie.

Deze pagina werd mogelijk gemaakt door de financiële steun van het LIFE-programma van de EU in het kader van het LIFE BNIP-project.