Bont dikkopje

Carterocephalus palaemon

Het Bont dikkopje komt voor in heiden en in bosranden of brede bospaden van vochtige bossen. Belangrijk is dat de biotoop gedurende het hele jaar voldoende nat is zodat de waardplant van voldoende hoge kwaliteit blijft voor de rupsen. De soort heeft 1 generatie van begin mei tot midden juni met een piek tussen 16 mei en 3 juni. De wijfjes zetten de eitjes afzonderlijk af op de bovenkant van jonge bladeren van Pijpenstrootje of Hennegras. De rupsen leven in zelfgesponnen bladkokertjes en voeden zich vooral ’s nachts. De rupsen eten tot in november en daarom moeten geschikte waardplanten lang groen blijven (dus op een plek staan die lang vochtig blijft). De overwintering gebeurt als volwassen rups in een zelfgesponnen koker van verschillende grasbladeren, waarbij de rupsen met het gras mee verkleuren in de winter. Mannetjes kiezen beschutte, zonnige en bloemrijke plekken voor het verdedigen van een territorium. Veelgebruikte nectarplanten zijn braam, Echte koekoeksbloem en Kruipend zenegroen. Het Bont dikkopje is weinig mobiel. De soort komt vaak in dezelfde gebieden voor als Boomblauwtje, Citroenvlinder, Eikenpage, Groot dikkopje, Groentje, Heideblauwtje, Heivlinder en Kleine vuurvlinder.