Teveel is niet goed voor de biodiversiteit Waarom de bodem verschralen? VideotekstIn het natuurbeheer wordt dikwijls gesproken van verschraling. Dat klinkt heel negatief, maar dat is het niet. Wat bedoelen ze daarmee? Als graslanden en heides worden beheerd door natuurbeheerders, wordt elk jaar gemaaid, maar nooit gemest. Dat kan toch niet goed zijn? Ooit zal de bodem zo uitgeput geraken dat er niks meer groeit, of hoe zit dat? Landbouwers en mensen met een moestuin weten al lang, als je niet mest, heb je geen resultaat. Sla, kolen, spinazie, aardbeien,... Na een jaar of twee zonder bemesting begint de opbrengst flink af te nemen. Ook rozenperken, bloembakken en bloemenborders hebben wat mest nodig als je uitbundige bloei wil. Wat daarbij vergeten wordt, is dat er planten op de loer liggen om je borders of moestuin over te nemen. Wij noemen ze onkruid, plantkundigen noemen ze nitrofielen, de liefhebbers van nitraat. Brandnetels, heermoes, zevenblad, akkerwinde, distels, paardenbloemen, kleefkruid, en boterbloemen kunnen een tuinier tot wanhoop drijven. In de natuur is dat niet anders, als de bodem erg rijk is, wordt de vegetatie overheerst door die paar soorten die profiteren van het voedselaanbod. Aangezien wieden in natuurgebieden geen optie is, neemt de soortenrijkdom sterk af als de voedselhoeveelheid in de bodem toeneemt. Het verschil is goed te zien, eentonige grasmatten, eventueel gekleurd door één soort bloem zoals boterbloemen of paardenbloemen komen voor op rijke bodems. Op schrale bodems krijg je een bloemenzee van allerlei verschillende kruiden. Dat is dat weer een rijk buffet voor bijen, vlinders maar ook insecteneters zoals vogels, egels en vleermuizen. Op de figuur zie je wel iets vreemds, de soortenrijkdom neemt af als de bodem té schraal wordt. Zouden we dan toch beter niet mesten als we te lang hebben gemaaid? Om daarop te antwoorden moeten we niet alleen kijken naar hoeveel soorten er voorkomen, maar ook hoe zeldzaam die soorten dan zijn op verschillende bodems. De nitrofiele soorten, de onkruiden dus blijken heel algemeen te zijn, in tegenstelling tot de soorten die graag schrale bodems hebben. De zeldzaamste plantensoorten zijn soorten van de allerarmste bodems, net omdat die bodems bijna niet meer te vinden zijn. Kortom, dat is de reden waarom natuurbeheerders verschralen, ze proberen de heel soortenrijke graslanden terug te krijgen door de nitrofiele algemene soorten geen kansen te geven. Definitie: Verschraling is het verminderen van de hoeveelheid voedsel dat beschikbaar is voor de groei van de vegetatie.
Waarom de bodem verschralen? VideotekstIn het natuurbeheer wordt dikwijls gesproken van verschraling. Dat klinkt heel negatief, maar dat is het niet. Wat bedoelen ze daarmee? Als graslanden en heides worden beheerd door natuurbeheerders, wordt elk jaar gemaaid, maar nooit gemest. Dat kan toch niet goed zijn? Ooit zal de bodem zo uitgeput geraken dat er niks meer groeit, of hoe zit dat? Landbouwers en mensen met een moestuin weten al lang, als je niet mest, heb je geen resultaat. Sla, kolen, spinazie, aardbeien,... Na een jaar of twee zonder bemesting begint de opbrengst flink af te nemen. Ook rozenperken, bloembakken en bloemenborders hebben wat mest nodig als je uitbundige bloei wil. Wat daarbij vergeten wordt, is dat er planten op de loer liggen om je borders of moestuin over te nemen. Wij noemen ze onkruid, plantkundigen noemen ze nitrofielen, de liefhebbers van nitraat. Brandnetels, heermoes, zevenblad, akkerwinde, distels, paardenbloemen, kleefkruid, en boterbloemen kunnen een tuinier tot wanhoop drijven. In de natuur is dat niet anders, als de bodem erg rijk is, wordt de vegetatie overheerst door die paar soorten die profiteren van het voedselaanbod. Aangezien wieden in natuurgebieden geen optie is, neemt de soortenrijkdom sterk af als de voedselhoeveelheid in de bodem toeneemt. Het verschil is goed te zien, eentonige grasmatten, eventueel gekleurd door één soort bloem zoals boterbloemen of paardenbloemen komen voor op rijke bodems. Op schrale bodems krijg je een bloemenzee van allerlei verschillende kruiden. Dat is dat weer een rijk buffet voor bijen, vlinders maar ook insecteneters zoals vogels, egels en vleermuizen. Op de figuur zie je wel iets vreemds, de soortenrijkdom neemt af als de bodem té schraal wordt. Zouden we dan toch beter niet mesten als we te lang hebben gemaaid? Om daarop te antwoorden moeten we niet alleen kijken naar hoeveel soorten er voorkomen, maar ook hoe zeldzaam die soorten dan zijn op verschillende bodems. De nitrofiele soorten, de onkruiden dus blijken heel algemeen te zijn, in tegenstelling tot de soorten die graag schrale bodems hebben. De zeldzaamste plantensoorten zijn soorten van de allerarmste bodems, net omdat die bodems bijna niet meer te vinden zijn. Kortom, dat is de reden waarom natuurbeheerders verschralen, ze proberen de heel soortenrijke graslanden terug te krijgen door de nitrofiele algemene soorten geen kansen te geven.