Grauwe klauwier

Lanius collurio

De Grauwe klauwier is een forse, langgerekte zangvogel met zware snavel en lange staart. Hij heeft de allure van een kleine roofvogel.
Het mannetje heeft een asgrijze kop met zwart masker en witte keel. De rug is roodbruin, de onderdelen zalmkleurig en de staart zwart met witte zijden. Het vrouwtje en juveniele vogels hebben warmbruine bovendelen en vuilwitte onderdelen. Juveniele vogels hebben bovendien donkere schubjes op kruin, bovendelen en onderdelen. De Grauwe klauwier zit vaak rechtop en beweegt zijn staart nerveus heen en weer. De alarmroep is een herhaald, nasaal en hees klinkend ‘wew’.

Het is een trekvogel, die vanaf half april al kan terugkeren (meestal in mei, maar sommmige vogels pas in juni) uit zijn overwinteringsgebied in zuidelijk Afrika, en hier in de loop van augustus alweer vertrekt. Het is een soort van structuurrijke vegetaties in diverse, halfopen landschappen. De aanwezigheid van voldoende grote prooien is cruciaal voor deze soort, deze worden vanaf een uitkijkpost gevonden en bejaagd. Broeden gebeurt bij voorkeur in dichte doornstruiken of braamkoepels. Andere kleine landschapselementen spelen eveneens een belangrijke rol, aangezien ze mee helpen zorgen voor een voldoende prooiaanbod, en er ook voor zorgen dat deze prooien tussen verschillende gebieden kunnen migreren. Een gevarieerd habitat maakt dat er bij alle weersomstandigheden steeds voldoende prooidieren voorhanden zijn doorheen het broedseizoen.