Hakhoutbeheer

Bij hakhoutbeheer wordt een boom of struik afgezaagd op een hoogte die ongeveer gelijk is aan de dikte van de stam. De boom of struik zal dan vanuit het overgebleven stamdeel of vanuit de wortels nieuwe takken of stammen aanmaken. Hakhoutbeheer lukt enkel met loofboomsoorten, omdat die slapende knoppen in de schors hebben waaruit nieuwe scheuten kunnen ontstaan. Naaldbomen hebben die eigenschap (meestal) niet. Ook sommige loofbomen zoals berk en beuk zijn minder geschikt voor hakhout, maar soms lukt het wel met deze soorten. Boomsoorten die je wel goed in hakhout kan zetten vind je hieronder. De meeste struiksoorten kan je ook goed in hakhout zetten.

Om de hoeveel jaar je de hakhoutstoof afzet hangt af van de groeisnelheid en de gewenste dikte van het hakhout. Wilgentenen om te vlechten worden elk jaar afgezet, brandhout wordt afgezet als het ongeveer een dikte heeft van 15 tot 20 cm. De groeisnelheid hangt af van de boomsoort, de leeftijd van de hakhoutstoof en de standplaats. Eikenhakhout zal een langere cyclus hebben dan wilg. Bij het afzetten van een houtkant, een bosrand of in het bos werk je best gefaseerd. Zodat het hakhoutbiotoop verschillende leeftijden heeft en niet van de ene dag op de andere dag is verdwenen. Dit is belangrijk voor de biodiversiteit die afhankelijk is van het hakhout.

 

Hakhoutbeheer kan je overal toepassen. In bossen kan via hakhoutbeheer een middelhoutbos of een hakhoutbos ontstaan. Bij het kappen van hoogstammige bomen is het soms aangeraden de ondergroei af te zetten en er dus hakhout van te maken. De ondergroei kan dan na de houtoogst terug uitschieten. Je kan natuurlijk ook proberen de ondergroei te sparen bij de oogst maar dit is niet altijd en overal mogelijk. In houtkanten, parken en tuinen kan je boomsoorten en struiken afzetten als ze te groot zijn geworden. Ze zullen dan terug meerstammig uitschieten.       

Hakhout werd in het verleden veel toegepast om brand- en geriefhout te produceren. Meestal was de rotatieperiode eerder kort; door de rotatie te verlengen kon ook klein werkhout geproduceerd worden. Van eikenhakhout werd vaak de schors geoogst om leer mee te looien (eek) en in grienden konden jaarlijks wilgentenen voor mandenvlechterij gekapt worden. Het relatief dunne hout was gemakkelijk af te hakken met een bijl of kapmes. Logisch, want motorzaag en kliefmachine bestonden nog niet.