Standplaats

De standplaats slaat in de eerste plaats op de bodem. De grondsoort is het eerste waar men aan denkt. Zand, leem of klei en alle andere grondsoorten er tussenin. De meeste bodems zijn een combinatie bodemdeeltjes van verschillende grootte. De waterhuishouding ook cruciaal. Droog of nat, maar let op, natte leemgronden in de winter kunnen in zomer barsten van de droogte en zandgronden zijn per definitie altijd droog. Bodemverdichting: In de bodem kunnen lagen voorkomen die het doorlatende vermogen en de capillaire werking verstoren. Onder invloed van neerslag of zware machines klinkt de bodem in en neemt dus de dichtheid van de bodem toe. Lucht en water kunnen minder goed getransporteerd worden bij verdichtte bodems. Dit heeft een nadelige invloed op de planten. Het gehalte aan organisch materiaal zegt iets over de voedselvoorziening. Een grondstaal kan uitsluitsel geven, maar door wat aarde in de hand nemen kan men al veel te weten komen over de grondstructuur. De kleur geeft een idee over het gehalte aan organisch materiaal. Abiotiek slaat ook op reliëf, klimaat en microklimaat. In welke mate krijgt het terrein direct zonlicht en hoeveel uren per dag. Dit kan sterk verschillen naargelang het seizoen. Zonnekloppers zoals margrieten gedijen niet goed in de schaduw en de meeste hosta ’s houden niet van een te zonnige standplaats. Borders omgeven door hagen verminderen de windsnelheid en creëren een microklimaat. De zuurtegraad van de bodem heeft ook zijn invloed. Heidetuintjes en rotstuintjes zijn de bekendste voorbeelden van uiteenlopende pH waarden.