Habitat:
Wilgenroosje houdt van veel licht en van veel stikstof in de bodem. Daarmee is het voornaamste gezegd, want voor de rest groeit de soort op zowat elke bodem, voor zover die niet te zwaar of te nat is. Het liefst staat ze op eerder zure, matig droge tot matige vochtige grond, maar daarnaast groeit wilgenroosje ook veel op neutrale tot vrij kalkhoudende en nattere gronden. Tot een flink stuk in de negentiende eeuw was het uitsluitend een eerder zeldzame bosplant die weliswaar lokaal langs bosranden, op open plekken in het bos en op kapvlakten veelvuldig voorkwam. Vanaf het einde van de negentiende eeuw begon de soort in Vlaanderen meer en meer langs spoorwegen op te duiken. Nu staat ze zowat overal, buiten het bos nog het meest op allerlei grondig verstoorde terreinen: opgespoten gronden, met steenslag verharde parkeerterreinen, afbraakterreinen, puinstorten, muren enz.