Beschrijving:
Struikaster of Kruisstruik is een wintergroene struik met verspreid staande bladeren met een onregelmatige, meestal ruitachtige tot eironde vorm. De bladeren zijn voornamelijk binnen de bovenste helft grof getand, aan beide zijden met kleverige, zittende klieren. Hoofdjes zittend in groepjes van 3 tot 8 in een wijd vertakte bloeiwijze; 0,5 tot 1 cm lang. Omwindselbladen meerrijig, groen, de binnenste roodgerand. Bloemen witachtig. De vruchtjes hebben aan de top een beperkt aantal pappusharen die aan de top lang geveerd zijn. Voor bijkomende informatie, zie de early warning fiche van deze soort op waarnemingen.be.
Beheer:
Bestrijding van deze soort is prioritair in gevoelige habitats (kustduinen, slikken en schorren, zilte graslanden...). Bestrijding is mogelijk door (mechanisch of manueel) uittrekken, eventueel kan de bestrijding gelijktijdig gebeuren met deze van andere probleemsoorten in de duinen zoals populieren, mahonie en Amerikaanse vogelkers. Grotere struiken kunnen met een kraan, met de wortels, uitgetrokken worden of kunnen afgeknipt worden waarna de stobbes behandeld moeten worden. Om verdere verspreiding vanuit grote populaties tegen te gaan, kan gemaaid (twee keer per jaar) of gekapt worden voor de bloeiperiode van de plant om zaadzetting te voorkomen. Men dient steeds rekening te houden met mogelijke hergroei via worteluitlopers of de zaadbank zodat nazorg steeds noodzakelijk is gedurende meerdere jaren.
Habitat:
Struikaster kan goed groeien op arme en droge tot natte gronden. Struikaster voelt zich thuis in tal van natuurlijke habitats, zoals periodiek onderlopende zoute graslanden (hoge schorren), vloedmerken, brakke poelen, duinen en stranden. De soort verdraagt een hoge menselijke invloed en is dan ook aanwezig in ruderale duinen, opgespoten terreinen en braakliggende kleiakkers langs de kust. Stuikaster groeit op een grote variëteit aan bodems gaande van zand, klei, grind tot turf, maar is niet terug te vinden in zware kleibodems. De soort is bijzonder bestand tegen zoute omstandigheden, maar verdraagt slechts een milde vorstperiode.