Bouwen aan groenexpertise

Kleine leeuwenklauw

Aphanes inexspectata

is een indicator van een goede toestand voor

Natuurstreefbeeld: Soortenrijke akkers (b*)

Hoogte plant

Minimaal:
5cm
Maximaal
15cm

Licht

Min:
lichte schaduw
Max:
lichte schaduw

Voedsel

Min:
voedselarm
Max:
matig voedselrijk

Bloeiperiode

Vanaf:
mei
Tot:
oktober

Vocht

Min:
droog
Max:
droog

Bloemkleur

bloemdek ontbreekt

Bestuiving

insektenbestuiving
Areaal:

Het natuurlijke areaal van kleine leeuwenklauw overschrijdt nauwelijks de grenzen van Europa. Het is beperkt van omvang en reikt in het zuiden tot Zuid-Frankrijk, Zuid-Italië en Zuid-Polen, in het westen tot Bretagne en Zuid-Engeland, in het noorden tot Denemarken en Zuid-Zweden en in het oosten tot Oost-Polen. In delen van het areaal, zoals België en Nederland, werd de soort pas laat herkend. Buiten Europa is ze onder meer ingeburgerd in het oosten van de Verenigde Staten. In Wallonië is kleine leeuwenklauw zeldzaam, maar vrijwel zeker werd de soort er in het verleden frequent miskend.

Verspreiding in Vlaanderen:

In het rijtje van klassieke Belgische veldflora's werd kleine leeuwenklauw pas recentelijk, nl. in DE LANGHE et al. 1967 voor het eerst opgenomen. Daarna duurde het nog een hele tijd voordat alle floristen bij waarnemingen van leeuwenklauw een onderscheid maakten tussen de twee inheemse soorten. Aanvankelijk leek kleine leeuwenklauw, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de kaart in LAWALRÉE 1960, een typisch Kempense soort te zijn, maar die omschrijving is inmiddels in hoge mate achterhaald. Wel is duidelijk geworden dat de soort vooral beperkt is tot regio's met lichtere bodems. In de Polders en op de leembodems van Midden-België is kleine leeuwenklauw veel zeldzamer.

Legende: vierkant 1939-1971, stip 1972-2004:
Verspreidingskaart
Kiemperiode:
vanaf Herfst tot Voorjaar
Gebruik:
geen nuttig gebruik
Bladseizoen:
overwinterend groen
Levensvorm:
therofyt
Geslachtsverdeling:
tweeslachtig
Vruchttype:
eenzadige dopvrucht of noot
Vruchtkleur:
onopvallend
Verbreidingswijze:
wind
dieren (uitwendig)
met zaaigoed
Indigeniteit:
inheems
Herkomst:
oorspronkelijk inheems
Grime-competitiewaarde:
0.00
Grime-stresswaarde:
0.00
Grime-ruderaliteitswaarde:
0.00
Ellenberg licht:
half-lichtplanten
Ellenberg vocht:
indicator van matig vochtige standplaatsen
Ellenberg pH:
tussen zuurindicator en matige zuurindicator
Ellenberg voedselrijkdom:
stikstofarme bodem / matig stikstofrijke bodem
Ecologische amplitude:
smalle amplitude
Gebondenheid aan grondwater:
afreatofyt
Zuurtegraad bodem:
minimum zwak zuur tot maximum zwak zuur

Ecologisch vertonen kleine en grote leeuwenklauw vrij sterke overeenkomsten. Het belangrijkste verschilpunt is dat kleine leeuwenklauw een meer uitgesproken kalkmijdende soort is. Gemeenschappelijk voor de beide soorten is een voorkeur voor goed drainerende, niet te zware bodems en lage, doorgaans open en lichtrijke begroeiingen. Niet zelden worden in lage, schrale begroeiingen op een zandig substraat de twee leeuwenklauwsoorten samen aangetroffen. Kleine leeuwenklauw is wat minder een plant van akkers (vroeger vooral rogge) en groeit in uiteenlopende schrale graslandmilieus, zoals intensief onderhouden gazons, weilandranden (het intensief begraasde strookje onder de draadafsluiting), spoorwegterreinen en bermen langs aardewegen en paden.

Habitatrichtlijn 2:
Nee
Habitatrichtlijn 4:
Nee
Beschermd:
Nee
Rode lijst:
niet bedreigd
Zeldzaamheid KFK-klasse:
354-729 kwartierhokken
In samenwerking met:
Auteur atlasteksten:
Ivan Hoste
Referenties
  • Van Landuyt W., Hoste I., Vanhecke L., Van den Bremt P. Vercruysse W. & De Beer D. (red.) 2006. Atlas van de Flora van Vlaanderen en het Brussels gewest. Nationale Plantentuin en het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek i.s.m. Flo.Wer vzw

Cursussen bij Inverde

Boeken