Het areaal van wilde narcis strekt zich uit van Groot-Brittannië, België, Frankrijk, het westen van Duitsland en een aangrenzend stukje Nederland, tot Noord- en Midden-Spanje en aansluitend Portugal en tot het noorden van Italië (en vermoedelijk ook tot Zwitserland). Daarbuiten komt de plant enkel als ingeburgerde soort voor. In Wallonië komt wilde narcis verspreid voor en is ze veel algemener dan in Vlaanderen. Ze groeit er ook meer in graslanden.
De gegevens van de tweede karteerperiode, die veel talrijker zijn dan die van de eerste periode, geven zeker geen correct beeld van het natuurlijke areaal van wilde narcis in Vlaanderen. Er werd immers niet voldoende onderscheid gemaakt tussen de verschillende ondersoorten en variëteiten. Toch is het duidelijk dat het natuurlijke areaal in Vlaanderen nu vrijwel beperkt is tot de loofbossen in de Leemstreek en vermoedelijk vooral tot die locaties die teruggaan op of aansluiten bij oude boskernen. Het valt ook niet uit te sluiten dat dat ook het geval is voor enkele oude parkbossen in de Leemstreek, maar meer waarschijnlijk gaat het daar (net zoals buiten de Leemstreek) over stinsenmilieus. Het grootste deel van de vindplaatsen buiten de Leemstreek, zeker in het westelijke deel van Vlaanderen, betreft subsp. major (trompetnarcis), met uitzondering van een populatie bij het Fort van Beieren bij Brugge. De oudste bekende vindplaats van wilde narcis wordt door DODOENS (1554) geciteerd: “by Puers ende Bornehem daer zy overvloedich wassen", met andere woorden in Klein-Brabant, net ten noorden van het huidige areaal.
Van wilde narcis bestaan verschillende ondersoorten, waarvan bij ons enkel subsp. pseudonarcissus inheems is. De veel forsere subsp. major, van Zuidwest-Europese origine, is zeer frequent als tuinplant in de handel. Ze wordt vaak verwilderd aangetroffen of kan plaatselijk zelfs inburgeren. Er komen nog andere ondersoorten en/of cultuurvariëteiten verwilderd voor. Wilde narcis is een lichtminnende soort die als wilde plant in Vlaanderen praktisch uitsluitend gevonden wordt in licht loofbos op lemige (soms zandlemige), matig vochtige tot vrij natte, matig voedselrijke tot eerder voedselarme standplaatsen. Geregeld groeit de plant er op colluvium of aan beekdalranden. De zuurgraad van de bodems kan variëren van licht zuur tot bijna neutraal. Vooral onder hakhout en middelhout met een regelmatige omlooptijd – iets wat in Vlaanderen nog weinig voorkomt – kan de soort echte tapijten vormen. Vrij uitzonderlijk vindt men ze in Vlaanderen ook in grasland, bijvoorbeeld in Zuid-Limburg en in enkele oude parksites (Aalst, op de rand van de Leemstreek). Het is niet altijd duidelijk of die standplaatsen teruggaan op natuurlijke standplaatsen of moeten worden geïnterpreteerd als stinsenmilieus. Subsp. major wordt uitsluitend ingeburgerd aangetroffen in parken en tuinen of verwilderd uit tuinafval.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.