Beschrijving:
Esdoorns zijn bladverliezende loofbomen en zijn gemakkelijk te herkennen aan het tegenoverstaande enkelvoudige handnervige tot veernervig samengestelde blad. De bladeren zijn lang gesteeld en staan asymmetrisch op de bladvoet. De vruchtjes bestaan uit gevleugelde nootjes die per twee op een steeltje staan maar afzonderlijk afvallen. Vederesdoorn (Acer negundo) is een lage tot middelgrote, vaak meerstammige boom met koepelvormige kroon die goed herkenbaar is aan het veernervig samengestelde blad met 3-5 deelblaadjes en de blauwgroen berijpte jonge twijgen. De vruchtjes zitten in losse hangende trossen en blijven zeer lang aan de boom. Grijze bastesdoorn (Acer rufinerve) is een vrij kleine boom of meerstammige struik en is herkenbaar aan de drie- tot vijflobbige bladeren die aan de onderzijde in de nerfoksels rossig behaard zijn. De schors heeft een karakteristieke tekening van witte lengtestrepen.
Beheer:
Kleinere bomen/zaailingen kunnen worden uitgetrokken. Indien de stamdiameter van een zaaddragende boom meer dan 20 cm bedraagt, volstaat simpelweg kappen van de boom meestal. Voor kleinere, niet zaaddragende bomen die niet kunnen uitgetrokken worden, is stobbebehandeling met glyfosaat een optie. Nacontrole op hergroei of kieming vanuit de zaadbank is steeds noodzakelijk. Let op: bestrijding met glyfosaat van deze soort is sinds januari 2015 in principe niet meer toegelaten op alle terreinen die horen bij een openbare dienst en in de meeste bossen en natuurreservaten. In heel bijzondere gevallen kan een gemotiveerde aanvraag tot afwijking worden ingediend bij de VMM die dan geval per geval wordt beoordeeld. Dit is vooral het geval voor Acer rufinerve. De soort komt nog maar heel beperkt voor en staat op een "watch list" van het Belgisch Forum Invasieve Soorten. Door snel op te treden bij het ontdekken van nieuwe haarden kan de invasie nog volledig worden vermeden.
Habitat:
Vederesdoorn: zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op licht zure, vochtige, voedselrijke grond - (rivierbegeleidende) bossen, zeeduinen, waterkanten (op kribben langs rivieren) en langs moerassen. Grijze bastesdoorn: warme zonnige plaatsen en lichte (eiken) bossen op een droge tot vochtige licht-zure zanderige grond. Beide soorten worden eveneens regelmatig teruggevonden in stedelijke milieus. Beiden zijn pionierssoorten die geen schaduw verdragen.