Beschrijving:
Deze zeer diverse soortengroep omvat soorten uit de genera Cotoneaster en Lonicera. Het gaat om houtige (sier) gewassen die geen worteluitlopers vormen maar eventueel wel afleggers kunnen vormen. Ze vormen opvallende vruchtjes die gegeten worden door vogels waardoor de zaden over grote afstanden verspreid kunnen worden.
Beheer:
In de duinen kunnen planten worden uitgetrokken. Kleinere exemplanren handmatig, grotere exemplaren handmatig. Op locaties waar bodemverstoring niet gewenst is kan men de stuiken om de 2 a drie jaar volledig terugsnoeiën of minimum 1 x per jaar te maaiën. Dit zorgt voor een goede controle van de populaties maar zorgt niet voor bestrijding van de planten. Opvoging van de hergroei is steeds noodzakelijk.
Habitat:
Cotoneaster horizontalis komt vooral voor op door de mens gecreerde habitats zoals muren, spoorwegbermen en zandwinningen. Grote populaties werden reeds gemeld in de duinen, in rotsvegetaties en kalkminnende graslanden.