Paleozoïsche sokkel

Als we de lagen weghalen die door het Kwartair door de ijstijden zijn afgezet, en in het Tertiair door zeeën, komen we op de Paleozoïsche sokkel terecht, bestaande uit harde gesteenten. 

Cuesta

Een cuesta is Spaans voor helling. Het een abrupte stijging van het reliëf, dikwijls gevormd waar geologische gesteentelagen met verschillende schalen op elkaar liggen.

Dalhoofd

Een dalhoofd of keteldal is het begin van een vallei, die zich door erosie in de helling aftekent. Een groot brongebied op hellend terrein vormt vaak een dalhoofd.

Droogtestress

Eén definitie van droogtestress is het gemiddeld aantal dagen dat een kritieke vochtspanning van –12 m in de wortelzone wordt onderschreden, uitgaande van een standaard grasbegroeiing. De droogtestress is afhankelijk van de neerslag, de bodemtextuur en de grondwaterstand. Op leem en klei is in ons klimaat de vochtvoorziening vanuit het hangwater meestal voldoende voor het overleven van vochtminnende soorten (mesofyten), maar op zandgronden is aanvullende vochtvoorziening nodig uit het grondwater via capillaire opstijging. Het potentiële aantal dagen met droogtestress een goede voorspeller is voor het al dan niet voorkomen van droogteminnende soorten of xerofyten

Ecohydrological characterization of a groundwater-fed alluvial floodplain mire

In de Dijlevallei is bekeken welke standplaatsfactoren, met name grondwaterschommelingen, grondwaterchemie, bodemtextuur, bodemchemie en beheerregime bepalen waar welk vegetatietype voorkomt.

Interne eutrofiëring

Interne eutrofiëring betekent dat een te groot deel van de voor planten onbeschikbare fosfor en stikstof toch beschikbaar wordt. Dat kan op verschillende manieren. Door verdroging kan veen of slib mineraliseren door de extra zuurstof en komen voedingsstoffen vrij. Omgekeerd kan ook, door vernatting van bodems met veel ijzergebonden fosfaat, kan dit fosfaat terug vrijgesteld worden. Nog een voorbeeld is het bekalken van zure bodems, dan is vrijstellen van voedingsstoffen uit de humus- of strooisellaag ook mogelijk.

Interne eutrofiëring vindt in extreme mate plaats op hervernatte kalkarme, voormalige landbouwgronden die door de jarenlange bemesting zeer hoge fosfaatconcentraties bezitten.

fosfaatverzadiging

De fosfaatverzadigingsgraad wordt uitgedrukt als het procentueel aandeel van de hoeveelheid oxalaat-extraheerbaar fosfaat in een bodem ten opzichte van het fosfaatbindend vermogen.

In zuurdere bodems reageren fosfaationen vooral met ijzer- en aluminiumionen tot slecht oplosbare verbindingen. De hoeveelheid fosfaat die zo kan worden vastgelegd, is afhankelijk van de hoeveelheid en van de vorm waarin ijzer- en aluminiumionen in de grond voorkomen. 

Vanaf 25% van het bindend vermogen effectief is ingenomen, begint fosfor uit te spoelen naar het grondwater, vanaf 35% noemen we de bodems fosfaatverzadigd. 

Bodemadsorptiecomplex

Een deel van de bodem, met name kleimineralen en humus, is negatief geladen, en is daardoor in staat om positief geladen deeltjes (kationen) aan zich te binden. 

 

Stiff-diagram

Dit is een grafiektype waarbij links de kationen en rechts de anionen worden weergegeven. Dat geeft karakteristieke vormen waar men vertrouwd mee moet geraken en die vervolgens, net zoals dat voor het Maucha-diagram geldt, in een oogopslag toelaten wat afwijkend is van de “norm”. 

Maucha-diagram

Maucha (1932) ontwierp een radiaal diagram waarin de concentraties (in meq/l) van de 8 belangrijkste ionen weergegeven worden (vertrekkend rechts bovenaan in uurwerkwijzerzin zijn dat kalium, natrium calcium, magnesium, sulfaat, chloride, bicarbonaat en de protonen). Hoe hoger de concentratie van het betreffende ion, des te verder de grafiekpiek uitwijkt vanuit het centrale punt. Dat geeft voor verschillende grondwaterstalen karakteristieke vormen waar men vertrouwd mee moet geraken en die vervolgens toelaten om in een oogopslag te zien of de chemische samenstelling van een staal correspondeert dan wel afwijkend is van de “norm”.