Vlindermonitoring

Vlinders worden gemonitord via een landelijk meetnet. De gehanteerde methode is dezelfde in Vlaanderen en Nederland, wat vergelijken mogelijk maakt. Dit zijn de kenmerken van de gestandaardiseerde vlindermonitoring: * Op een geschikte locatie wordt een route uitgestippeld, die route blijft onveranderd. Die route is maximaal een kilometer lang, verdeeld in homogene secties van 50 meter. Dat wordt zowel op het veld als op kaart aangeduid zodat een andere teller indien nodig de route kan overnemen. * Van april tot en met september wordt er wekelijks geteld. Maar vaker mag ook, zelfs meerdere keren per dag. * Alleen tellen bij geschikt, dus relatief windstil zonnig of minstens heel warm weer. * Per sectie worden het aantal vlinders geteld tot 2,5 m aan weerszijden van de route en tot 5 m voor en boven de teller. Op die manier worden enkel vlinders geteld binnen een box van 5 op 5 op 5 meter, te tellen vanaf de voorzijde van de teller. Vlinders die te ver van de route vliegen, kunnen niet steeds makkelijk herkend worden. De route mag niet worden verlaten * Soortgerichte routes: * tellen in de vliegtijd van de betreffende vlinder * minimaal drie wekelijkse tellingen, vier of vijf is nog beter, maar vaker mag ook, zelfs meerdere keren per dag. * Uiteraard dezelfde voorwaarden (secties, noteren, weer) als algemene routes. * Telplots *Tel een of twee keer per jaar de eitjes en rupsen op uw telplot. Dit wordt uitgevoerd voor specifieke soorten als Gentiaanblauwtje, Sleedoornpage en Iepenpage. Niet enkel de getelde vlinders worden genoteerd per sectie (soorten en aantallen), maar ook wijzigingen in beheer, het weer en de aanwezigheid van nectarplanten