De Wilde appel, Malus sylvestris subsp. sylvstris is te herkennen aan zijn kleine 3 cm grootte wrange vruchten. De bladeren zijn ellipsvormig en fijn gezaagd. De soort heeft vaak takken die gedoornd zijn. De twijgen, bladeren en de buitenzijde van de kelkbladeren zijn in jonge toestand vrijwel kaal. Eetappels Malus sylvestris subsp. mitis hebben geen takkendoorns en de twijgen, bladeren en kelkbladeren zijn in jonge toestand sterk behaard.
Wilde appel is doorgaans een kleine boom, die men vooral aantreft in lichte bossen met een open structuur: enkel daar kan hij gemakkelijk tot vruchtzetting komen. Van nature moet de soort ook – oorspronkelijk veel (?) – in bosranden en lichte struwelen hebben gestaan. Op dergelijke plaatsen kan men ze ook nu nog waarnemen, zij het zeer zelden in Vlaanderen. Wilde appel gedijt in principe op zowat alle minerale bodemtypen, maar heeft toch een onmiskenbare voorkeur voor voedselrijkere, vochthoudende, eerder neutrale, diepe gronden op leem of voor stenige bodems. Wilde appel is eerder warmteminnend: in reliëfrijke gebieden groeit de soort bij voorkeur op zuidelijk georiënteerde hellingen. Buiten bos en struweel vindt men de soort wel eens in houtkanten en hagen. Veel meer dan wilde appel vindt men verwilderde vormen van eetappel, die opgeslagen zijn uit weggegooide klokhuizen en vruchten. In nogal wat gevallen hebben ze intermediaire kenmerken tussen de gekweekte eetappel en de wilde appel, maar gewoonlijk zijn ze goed te onderscheiden, zeker in de vruchtperiode.
Malus sylvestris is een van de stamouders van het grote sortiment vruchtrassen dat tegenwoordig gekweekt wordt.
- jonge twijgen roodbruin en soms gedoornd - eivormig tot ovaal glimmend groen blad met een gezaagde bladrand
geen literatuurgegevens beschikbaar voor deze parameter, dit is een benadering
geen literatuurgegevens beschikbaar voor deze parameter, dit is een benadering
7 - 9 m
onregelmatige, losse, ronde kroon
Naargelang van de auteur wordt wilde appel omschreven als een strikt Europese of een strikt Euraziatische soort, waarvoor het bijzonder lastig is het natuurlijke areaal correct af te bakenen. Het gelijktijdig voorkomen van moeilijk te onderscheiden verwilderingsvormen van de eetappel bemoeilijkt de interpretatie. Men neemt aan dat het natuurlijke areaal in West-Europa begrensd wordt door de Britse Eilanden en dat het in het noorden alleen de zuidpunt van Scandinavië omvat. Naar het oosten loopt het areaal vermoedelijk door tot in Europees Rusland. In het zuidoosten lost de soort als het ware op in een ingewikkeld taxonomisch kluwen met de sterk verwante Malus orientalis in het gebied van de Kaukasus, Klein-Azië en Noord-Iran. Mogelijk ligt daar ook het ontstaanscentrum van de eetappel.
Appel is in Vlaanderen globaal gesproken algemeen. Uit de streeplijstgegevens is het echter onmogelijk de verspreiding van wilde appel te distilleren. De meeste waarnemers vermelden uitdrukkelijk subsp. mitis (of eetappel). Slechts in een beperkt aantal gevallen werd wilde appel uitgesleuteld en aldus onderscheiden van eetappel. Dergelijke waarnemingen betreffen – buiten de Leemstreek – bijna uitsluitend exemplaren in houtkanten en hagen. Binnen de Leemstreek zijn er af en toe meldingen uit bossen, bijvoorbeeld in het West-Vlaamse heuvelgebied, in de Vlaamse Ardennen, maar vooral in Vlaams- Brabant, waar in het Meerdaalwoud (ten zuiden van Leuven) een kleine concentratie van wilde appels bekend is. De aanwezigheid van wilde appel in houtkanten en hagen houdt waarschijnlijk verband met de al dan niet plaatselijke traditie, die tot in de twintigste eeuw bestond, om eetappels te enten op een onderstam van wilde appel, de zogenaamde wildeling. Vermoedelijk werden daartoe exemplaren van wilde appel in stand gehouden in het wild of zelfs aangeplant in houtkanten en hagen. Ook in bosverband werd er traditioneel zorgzamer omgesprongen met wilde fruitbomen dan met andere bomen. Dat moet er toe geleid hebben dat er vooral binnen grotere bosgebieden wilde appels konden blijven voortbestaan.
- lichtroze tot witte, enkele bloemen (3 - 4 cm) - bloeit gelijktijdig met het uitlopen van het blad
eivormig tot ronde, groengele vruchten (3 - 4 cm), met een rode blos aan de zonzijde
Deze pagina werd mogelijk gemaakt door de financiële steun van het LIFE-programma van de EU(opent nieuw venster) in het kader van het LIFE BNIP-project(opent nieuw venster).
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.