Volumebepaling bij diverse types houtige vegetatie

Niet elk houtig biomassatype is op dezelfde manier in te schatten. Sommige zijn zelf zeer moeilijk in te schatten omdat bijvoorbeeld het volume dat ze hebben veel te klein is, zoals de houtige biomassa die vrijkomt bij het verwijderen van vliegdennen en berkjes op een heideterrein, of de vegetatie heeft een zeer grillige groeivorm, zoals bij randbomen.

Natuurlijke bosrand in wording, Veursbos (Voeren)

Bosranden en zeer takkige bomen

De grote verschillen in groeivormen onder de struiken en bomen van een bosrand maakt het inschatten van volumes niet eenvoudig. Bosranden hebben een geleidelijke overgang tussen zoom, mantel en bos zodat het vaak moeilijk te bepalen is waar ze beginnen of ophouden. Bij homogene mantels kan men proefvlakken gebruiken. Bij randbomen zal de takkigheid het aandeel takhout en dus ook de biomassa expansiefactor, groter maken dan deze van bomen in een bosverband. Randbomen groeien meestal scheef en hebben vaker een ovale stamvorm – hiermee dient rekening gehouden te worden bij het meten van de boomhoogte en de stamdiameter.

 

 

laagdunning

Eerste dunningen en zuiveringen in bossen

Bij homogene bestanden is een eenvoudige volumebepaling met een minimum aan proefvlakken mogelijk. In de uitsleep- of ruimingspistes kan het aantal bomen berekend worden die ten behoeve van de piste verwijderd zullen worden. Het volume tophout is afhankelijk van de aftopdiameter. Uit het totale stamvolume van de boom kan het volume takhout geschat worden met behulp van de biomassa expansiefactor.

 

 

 

Droge Struikheivegetaties (foto: Valerie Goethals)

Heideherstel bij verboste heideterreinen

Gezien het zeer geringe volume dat vrijkomt bij dit type houtige biomassa is het onwaarschijnlijk dat zo’n volumebepaling vaak zal gebeuren. Het inschatten van het volume houtige biomassa is zeer arbeidsintensief en onrendabel. Enkel voor wetenschappelijke doeleinden om bijvoorbeeld de verschralingssnelheid van heideterreinen vast te stellen, kan dit interessant zijn. De meest efficiënte methode is om alle bomen en struiken af te zetten en te wegen, als je het vochtgehalte hebt bepaald met een vochtmeter en je kent het soortelijk gewicht, dan kan je het volume berekenen.

 

 

essenhakhout

Traditioneel hakhout met vrij korte omloop

De stammen staan over het algemeen schuin ingepland op de stoof, zodat ook hieraan extra aandacht besteedt moet worden bij het meten van de boomhoogte en de stamdiameter. Bovendien moet bij de inschatting van de boomhoogte voldoende rekening gehouden worden met het feit dat er een tiental cm boven de stoof gemeten moet worden. Dit is een buffer voor wanneer de stoof nog moet afgewerkt worden en om inscheuren te vermijden wanneer er met machines geoogst wordt (al is de inzet van machines hier af te raden omwille van het verhoogde risico op inscheuren en beschadigingen van de stoof).

 

 

berkenstam, rot

Kwalitatief laag hout door rot of verkleuring

Dit is hout dat door natuurlijke invloeden zoals aantasting door insecten, schimmels, storm… of kunstmatige ingrepen zoals foute snoeiwijze, bodemverdichting… zodanig aangetast is of verkleurd dat het niet meer geschikt is voor kwaliteitsvolle toepassingen. Hiertoe kan ook hout behoren dat te lang onder ongunstige omstandigheden buiten opgestapeld heeft gelegen liggen, al dan niet met de bedoeling om het te laten drogen. Tijdens die periode heeft het zich kunnen ‘zetten’ of heeft de aftakeling door het verrottingsproces het ruimtelijk volume verkleind. Dat betekent ook dat de stapelfactoren van zulke hopen hierdoor lager liggen dan bij vers gestapeld hout. Het ruimtelijk volume hout is kleiner geworden. Dit wil niet noodzakelijk zeggen dat er minder volvolume hout aanwezig is, althans voor zover het verrottingsproces nog niet te fel is doorgebroken. In ieder geval is het af te raden om hout dat verrot is nog te verwerken tot energiehout. Het hout zal een beduidend lagere energiewaarde opleveren en mogelijk ook niet meer te verchippen zijn.