Zomertortel

Streptopelia turtur

Leefgebied en trend

Het verdwijnen van de Zomertortel in het Vlaamse landschap gebeurt aan een snel tempo. Alleen is het moeilijk om dit te staven met betrouwbare trendgegevens omdat de soort op een gegeven moment te zeldzaam werd om te worden opgevolgd via het ABV-project. In 2000-2002 werd de Vlaamse populatie nog geraamd op 3500-4500 paar en kwam de soort nog voor in bijna 80% van alle atlashokken. Ondertussen zijn grote gaten gevallen in het verspreidingsgebied. Maar ook in de resterende kerngebieden is een sterke afname onmiskenbaar. In de regio Noord-West-Vlaanderen werden in 2006 nog 41 territoria opgetekend, in 2018 nog amper 6. In de zuidelijke Westhoek ging het van 56-62 territoria in 2006 naar slechts 20 in 2019. Sprekend zijn ook recente cijfers voor de provincie Limburg. Daar werden in 2013 nog 105 territoria vastgesteld, in 2018 nog amper 22. Als alle beschikbare losse waarnemingen en regionale inventarisatiegegevens van de laatste jaren bij elkaar gelegd worden, dan komt het totaal voor Vlaanderen niet hoger uit dan 150-200 paar (pers. med. D. Cornelissen, SBP Zomertortel in voorbereiding). Het is best mogelijk dat een grotere inventarisatie-inspanning zoals momenteel in het kader van de nieuwe vogelatlas nog wat extra broedparen zal opleveren, maar het lijkt er op dat de kaap van 500 paar niet meer gehaald zal worden. Dit impliceert een afname van minstens 80 tot 90% tijdens de laatste 20 jaar en het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de soort op de Rode Lijst in de categorie ‘Ernstig bedreigd’ is opgenomen. Inmiddels is een Vlaams soortbeschermingsprogramma voor de Zomertortel in opmaak dat hopelijk nog net op tijd komt om het volledig verdwijnen van de soort te voorkomen. Met een afname van meer dan 90% sinds 1984 behoort de Zomertortel ook in Nederland tot de snelst afnemende broedvogelsoorten. De landelijke populatie in 2013-2015 werd er geschat op 1200-1400 paar. In vrijwel geheel Europa wordt een achteruitgang vastgesteld. De oorzaken zijn divers en situeren zich zowel in de broedgebieden (afname voedselaanbod en nestgelegenheid) als tijdens de trek (jacht) en overwintering (habitatverlies door houtkap en overbegrazing).