Carburator

Het mengsel ontstaat in het doorvoerkanaal van de carburator waar sproeiers ter hoogte van een vernauwing (venturi) zitten. De lucht die door het kanaal stroomt zuigt brandstof via die sproeiers op. De regeling van die sproeiers bepaalt de mengselverhouding. Aan het begin van het kanaal zit de choke-klep. Deze kan de luchttoevoer gedeeltelijk afsluiten, waardoor een rijker mengsel ontstaat. Bij een koude start zal de motor sneller aanslaan met een rijker mengsel. Aan het einde van het kanaal, juist voor de ingang naar de cilinder, zit de gasklep. Deze regelt het debiet van het mengsel naar de cilinder, waardoor het toerental zal wijzigen. De gasklep zal dus nooit de verhouding van het mengsel ontregelen. Bij een kettingzaag wordt een speciale carburator gebruikt. Het is een membraancarburator die, in tegenstelling tot de vlottercarburator, in verschillende standen kan werken.