Paddenstoelvriendelijk beheer van lanen en wegbermen

Lanen, dreven of wegbermen met bomen vormen zeer belangrijke of zelfs laatste refugia voor talrijke bedreigde mycorrhizapaddenstoelen. Voorwaarde is dan wel dat er boomsoorten geplant zijn die een associatie met deze zwammen kunnen vormen. Zomereik, Amerikaanse eik, Beuk, en in mindere mate Berk, Linde en Populier geven de rijkste mycoflora. Speciale vermelding verdienen lanen met oude Amerikaanse eiken. Daar waar hun bladstrooisel niet blijft liggen kunnen ze een bijzondere mycoflora herbergen, terwijl in bossen deze boomsoort nauwelijks betekenis heeft voor paddenstoelen.

De bijzondere mycoflora van laanbermen kan alleen tot ontwikkeling komen en behouden blijven als de bodem schraal is (en blijft), wat door middel van maaien plus afvoeren wordt bereikt. Stoppen met dit beheer betekent dat de vegetatie hoger wordt en struiken verschijnen. Dode bladeren hopen zich op en de bodem wordt geleidelijk voedselrijker met het verdwijnen van de meeste soorten boombegeleiders tot gevolg.
Een schrale, vaak mosrijke bermvegetatie geeft een goede aanwijzing voor een rijke mycoflora.
Het beheer van oude lanen is een gecompliceerde zaak. Enerzijds is geen enkele groep van organismen zozeer voor zijn voortbestaan afhankelijk van oude lanen op schrale bodem als de boombegeleidende paddenstoelen. Anderzijds spelen in lanen vaak diverse verschillende belangen, zoals de esthetische opvattingen van eigenaren of beherende instanties, verkeersveiligheid etc.

 

Heksenboleet in een wegberm (Tom Joye)

Verjonging van oude lanen, aanleg van nieuwe lanen

Lanen met heel oude bomen waarin gaten beginnen te vallen, moeten uiteindelijk verjongd worden. Het is van belang om de continuïteit in het laanmilieu te waarborgen en de open gaten veroorzaakt door uitval van bomen in de laan alvast in te planten. Dit kan door individuele bomen of "blokken" van enige bomen bij te planten, zodat in de loop van een lange periode, denk aan tientallen jaren of langer, de laan is verjongd. Door deze werkwijze kunnen de mycelia van boombegeleidende paddenstoelen van de oude naar de jongere bomen overgaan. Hou bij de boomsoortkeuze van de nieuw aangeplante boomsoort rekening met de compatibiliteit met de aanwezige schimmelsoorten. In geval van vervanging van laanbomen die geen boombegeleiders hebben, valt het te overwegen om bomen te kiezen die ze wel hebben. Jonge bomen die tussen oudere geplant worden, vereisen extra zorg; op een zekere uitval moet wel worden gerekend. De jonge boompjes krijgen namelijk vrij weinig licht en zijn gevoelig voor droogte. Een geringe organische startbemesting (bv.  compost) in de plantput kan nuttig zijn om het aanslaan van de bomen te verbeteren, maar overdrijf niet in functie van de boombegeleiders. Door overmatige bodemverbetering ontstaat een (te) voedselrijke bodem, wat ongunstig is voor boombegeleiders.
Verder kan men bermen beplanten, waar tot dusverre nog geen bomen stonden. Kies bij voorkeur voor Eik, Amerikaanse eik of Beuk, soms Berk (in zandstreken), eventueel Linde of Abeel (deze laatste twee op de rijkere kleigronden). Een goede afstand tussen de bomen is 5 tot 7 m. In gebieden waar nieuwe laanbermen kunnen worden aangelegd, is de kans op een rijke mycoflora het grootst als een schrale grondsoort wordt gekozen en als er een watervoerende sloot achter de laanberm wordt aangelegd. De sloot zorgt voor voldoende en continue vochtomstandigheden. Het beheer na aanleg bestaat ook hier uit maaien plus afvoeren van de kruidachtige vegetatie.

 

Zwavelzwam in een oude laanboom (Tom Joye)

Houtzwammen in laanbomen

Op oude bomen langs wegen komen vaak parasitaire houtzwammen voor. Verscheidene soorten komen zelfs vrijwel uitsluitend op oude laan- en parkbomen voor. Deze verlenen extra natuurwaarde aan de laanberm. Een belangrijk nadeel is dat de houtstructuur door de zwamaantasting mogelijk wordt verzwakt, wat een gevaar voor de omgeving kan opleveren. Daarom is geregelde boomveiligheidscontrole nodig op het voorkomen van parasitaire houtzwammen (zorgplicht). Bij oudere bomen volstaat doorgaans een jaarlijkse controle, maar afhankelijk van het defect en de gevaarzetting kan dat sneller zijn. Na afweging van de situatie, waarbij ook de soort houtzwam een rol speelt, volgt een oordeel of er maatregelen nodig zijn om de boom op een veilige manier te behouden. Dit kan bijvoorbeeld gaan om snoeien of verankeren. In sommige gevallen kan de boom niet op een veilige manier behouden blijven en moet hij geveld worden, eventueel met behoud van de stam.

Niet alle houtbewonende soorten zijn even schadelijk. Sommige aantastingen door zwammen kunnen lange tijd onschuldig blijven of zelfs vanzelf verdwijnen. Dan kunnen boom plus houtzwam gespaard blijven. Pas op: de afwezigheid van vruchtlichamen wil niet zeggen dat de aantasting gestopt is. Controle door een deskundig boomverzorgingsbedrijf inclusief een afweging van de aanwezige houtzwammen is hier noodzakelijk. Dit is binnen bossen enkel nodig op plaatsen waar de gevaarzetting het noodzaakt, bv. langs bospaden.

Wegbermen, lanen & parken. Toevluchtsoord voor paddenstoelen

Lang niet iedereen weet dat in wegbermen met bomen bijzondere paddenstoelen kunnen groeien. Veel van die soorten zijn in bossen sterk achteruitgegaan, vooral door stikstof uit de atmosfeer. Ze hebben een uitwijkplaats gevonden in met bomen beplante wegbermen, kortweg laanbermen genoemd.

Samenvattend

Gunstig

Ongunstig

Maaien plus afvoeren van maaisel, op klei 2x, op zand 1x per jaar in de nazomer; verwijderen van struikopslag en bramen

Het maaibeheer achterwege laten; klepelen van de bermvegetatie; maaisel laten liggen

 

Verwijderen bladstrooisel (harken, blazen), met name op gekende topplaatsen voor zwammendiversiteit in stedelijk gebied

Bladstrooisel achterlaten, met name in ongemaaide bermen

Snoeiafval, dood hout en tuinafval e.d. verwijderen

Gesnoeide takken en tuinafval e.d. laten liggen

Oude bomen laten staan, voor eventueel kappen tijdig nieuwe bomen planten. Bij dode bomen, stamstuk laten staan.

Bomen met houtzwamaantasting zonder nader onderzoek kappen

Aanleggen paden met houtsnippers en blad- of snipperhopen, maar niet op schrale plaatsen

Snippers uitstrooien in laanbermen en schrale graslanden

Slootbagger en materiaal uit waterpartijen afvoeren

Slootbagger deponeren in laanbermen, bosranden of verspreiden in bosjes of over grasland

Bomen met begeleiders aanplanten of bomen aanplanten die dezelfde begeleiders delen als de aanwezige boomsoorten

Bomen zonder begeleiders aanplanten

Graven e.d. vermijden; bij (re)constructies onbemest zand of klei (lokale herkomst) gebruiken

Schrale bermen vergraven (bijv. voor kabelaanleg) of ophogen met voedselrijke zwarte aarde, compost e.d.

Berijden en parkeren tegen gaan d.m.v. paaltjes, e.d.

Berijden van en parkeren in de berm

Een constant beheer voeren

Het beheer/de bestemming vaak wijzigen

 

 

Bron

Peter-Jan Keizer (Mycologen.nl) en Ruben Walleyn (Inbo.be)