Paddenstoelvriendelijk beheer in loofbossen

Loofbossen vormen voor veel soorten paddenstoelen de belangrijkste groeiplaatsen; zeker de helft van de inheemse soorten paddenstoelen komt in de loofbossen voor. Hieronder worden de verschillende bostypes besproken.

Weinig strooisel en begroeiing is in het algemeen gunstig voor paddenstoelen. Ook dik dood en kwijnend dood hout levert een mooie diversiteit op. Teveel buiten de paden lopen heeft bodemverdichting of kapot trappen van de bovenste bodemlaag tot gevolg. De paddenstoelenflora kan daardoor aanzienlijk verarmen. Bij de aanduiding van speelbossen, wordt daarom best rekening gehouden met de (potentiële) waarde voor boombegeleiders van een dergelijke zone.

In het algemeen moet men streven naar continuïteit in bosbeheer, omdat allerlei verstorende handelingen verruiging in de hand werken, en daarmee een verarming van de paddenstoelenflora.

Loofbossen herbergen een rijke paddestoelenflora, zeker op dood hout en kwijnende bomen

loofbossen op zandbodems

In de loofbossen op (arme) zandbodems zijn bijzondere mycologische waarden dikwijls geconcentreerd op bepaalde, duidelijk aanwijsbare plaatsen. Bijzondere boombegeleiders staan vaak op de voedselarmste plaatsen, met een dunne tot ontbrekende strooisel/humuslaag en een geringe vegetatiebedekking, zoals open, schrale, grazige of mossige bosranden, bosranden langs open plekken of weilanden waar de wind vrij spel heeft waardoor bladeren weg waaien, moshellinkjes en greppelkanten, vochtige plaatsen, en oude boslanen. In het beheer moet de instandhouding van zulke plekken aandacht krijgen. Plekken met een hoge bedekking aan kruidachtige planten en/of lage struiken (bijv. gras, varens of bramen) bevatten doorgaans weinig paddenstoelen. Voormalig stuifzand, waar een mosrijke, schrale variant van het Eiken-Berkenbos groeit, verdient speciale aandacht vanwege de rijkdom aan begeleiders, bijvoorbeeld als groeiplaats van cantharellen. Hier kan men proberen ophoping van bladeren en vergrassing tegen te gaan.

Bossen op rijkere bodemtypen

In bossen op rijkere bodemtypen zoals klei, leem, of zijn nagenoeg dezelfde principes van toepassing als bij de bossen op arme bodem bij de herkenning van kansrijke plekken voor boombegeleiders. Ze zijn dan ook vooral te vinden langs boslanen en op andere plekken die vrij van blad blijven zoals hellingen en winderige plaatsen. Een dichte ondergroei van bramen, varens of klimop is voor paddenstoelen ongunstig. Deze dichte ondergroei is meestal een gevolg van verdroging, verzuring of vermesting. Het ineens uitvoeren van grootschalige beheersmaatregelen zoals bomen of struiken uitkappen leidt vaak tot verstoring en daarmee tot het optreden van ruigtekruiden. Bijna altijd is dit ongunstig voor de paddenstoelen. Geleidelijk en kleinschalig uitvoeren van zulke maatregelen heeft daarom de voorkeur.

Bosreservaat Joseph Zwaenepoel in het Zoniënwoud (Yves Adams)

In de kernzone van het bosreservaat Joseph Zwaenepoel (Zoniënwoud) wordt sinds 1983 niet meer ingegrepen. Door de grote afmetingen van de bomen en enkele stormen is het volume groot dood hout zeer aanzienlijk. In de periode 2000-2002 zijn hier 422 soorten paddenstoelen gevonden, waarvan 282 op de beukenlijken groeiden. Ter vergelijking: in dit 100 ha grote gebied komen slechts een 130-tal soorten vaatplanten voor. Op sommige zeer grote beuken groeien meer dan 70 soorten paddenstoelen en diverse soorten betroffen eerste waarnemingen voor Vlaanderen.

 

Moerasbossen

Moerasbossen zijn van grote betekenis vanwege vele karakteristieke soorten, o.a. diverse aan Elzen en Wilgen gebonden begeleiders en de uitbundige groei van houtzwammen. Het continu aanwezige vocht zorgt voor gunstige groeiomstandigheden voor houtverterende soorten. Het beheer richt zich op het waarborgen van de continuïteit in het biotoop: oude moerasbossen zijn vaak ook de waardevolste. Belangrijke elementen voor moerasbossen zijn verder: een ongestoorde waterhuishouding en een voldoende groot oppervlak. De moerasbossen zijn kwetsbaar voor bemestende stoffen, door inwaaien en/of instromen van buitenaf, die net als verdroging een sterke toename van bramen en brandnetels veroorzaken. Hakhoutbeheer is hier ongunstig, want daardoor veranderen de temperatuur en de luchtvochtigheid in voor paddenstoelen ongunstige zin. Als de dikkere houtstammen worden weggenomen, is dat hout niet meer voor de paddenstoelen beschikbaar. Het hout ter plekke achterlaten geeft een periodieke opbloei van houtverteerders.

Dode en kwijnende bomen

Dikke, dode boomstammen en oude levende of wegkwijnende bomen zijn van grote betekenis voor houtzwammen en moeten in het bos achterblijven. Zeer oude bomen hebben trouwens meestal weinig economische waarde (brandhout). Vaak zien we langs sleepsporen van boomstammen, langs paadjes en dergelijke enkele jaren na de activiteit extra paddenstoelen verschijnen. Enige houtoogst hoeft de mycologische waarden dan ook niet negatief te beïnvloeden. Het inzetten van zwaar materieel bij de houtoogst vernielt de bodem en werkt dan ook voor paddenstoelen negatief uit.

Samenvattend

Gunstig

Ongunstig

Het bos met rust laten

Met zware machines het bos in

Stimuleren van een gevarieerde leeftijdsopbouw en van spontane bosontwikkeling; toepassen selectieve houtkap in bos met productiefunctie

Grote oppervlakten kappen en herplanten

Opstanden van verschillende boomsoorten

Eén of weinige boomsoorten

Kleinschalig reliëf handhaven/herstellen

Egaliseren, ploegen

Groot dood hout laten staan of liggen

Snoeiafval laten liggen op kale, mosrijke of reliëfrijke plekken; dood hout in stukken zagen

Verwijderen van strooisel op schrale, niet verzuurde plekken en in bermen

Strooiselophoping

Extensieve beweiding om een dichte ondergroei van woekerende kruiden of struiken tegen te gaan

Beweiding van oude, ongestoorde of korstmosrijke bossen

Betreding op paden toestaan

Betreding buiten de paden

Oude bospaden / wegen (blijven) verharden met leem of dolomiet

Oude bospaden buiten gebruik stellen of niet verharde paden verharden of asfalteren

Verbrand hout en brandplekken

Bemesting en/of bekalking

Handhaven van de oorspronkelijke waterstanden; herstel van oorspronkelijke waterstanden heel geleidelijk doorvoeren

Verdroging van natte bostypen;

moerasbos compleet onder water zetten of voedselrijk oppervlaktewater aanvoeren

 

Bron

Peter-Jan Keizer (Mycologen.nl) en Ruben Walleyn (Inbo.be)