Inleiding vennen

Waterlobelia (Lobelia dortmanna) bloem. (Vilda/Rollin Verlinde)
Vennen zijn zure en voedselarme, stilstaande wateren (Jo Packet)
Pilvaren is een plantensoort van vennen en venoevers (Kris Decleer)

Vennen

Vennen zijn stilstaande, zoete wateren van schrale, meestal zure bodems. Er is geen uitbundige plantengroei zoals bij de voedselrijkere ecosystemen. Daardoor zijn ze ook snel verstoord door eutrofiëring: het toevoegen van bijvoorbeeld fosfaat en nitraat. Te zuur en te arm is anderzijds ook niet gunstig.

Het belangrijkste abiotisch kenmerk van de natuurstreefbeelden Water is hier ook van toepassing: helder water leidt tot een rijke ondergedoken vegetatie en dus grotere biodiversiteit.

Daarnaast zijn er nog specifieke kenmerken, zoals hieronder aangegeven.
 

Verzuring

Verzuring is een verstoring die constant om de hoek ligt bij vennen. Die zijn van nature zuur (pH<7), maar té zuur is niet gunstig. Door een laag aandeel van buffers in dit soort wateren, kan die verzuring nogal eens omslaan, zeker bij een depositie van atmosferische ammoniak en dergelijke.

Verzuring kan worden gemeten, maar ook worden vastgesteld door bepaalde plantensoorten zoals knolrus.

Verrijking

Vennen zijn van nature voedselarm. De typische soorten als Oeverkruid, Pilvaren, Kleine biesvaren en Waterlobelia zijn aangepast aan arm, wat zuurder water, dikwijls op een minerale bodom zonder sliblaag. Bij verrijking van de waterkolom en het ontstaan van een sliblaag, gaan meer competitieve plantensoorten domineren als grassen, (Mannagras, Fioringras, liesgras), Pitrus, eendenkrozen, Aarvederkruid en dergelijke. Die zijn een goede indicator.
Verrijking kan ook rechtstreeks worden gemeten aan de hand van de opgeloste fosfor en stikstof.

Verrijking treedt meestal op door instroom van gebiedsvreemd water vanuit landbouw, verkeer, woonkernen en dergelijke. Trager gaat het verrijken door atmosferische depositie van nitraten en mindere mate fosfaten. Lokaal kunnen ook watervogels als ganzen via de uitwerpselen een flink aandeel hebben in het toevoegen van voedingsstoffen.

Grondwaterschommelingen

Af en toe kortstondig uitdrogen op het einde van de zomer is geen nadelinge factor. Meer nog, het mineraliseert de organische sliblaag, geeft kiemkansen voor de typische plantensoorten en doet de eventuele ingebrachte vispopulatie afsterven. Langdurig droogvallen is echter nadelig.