Beplantingsvorm: vlaktegewijs of groepsgewijs? En wat met snelle groeiers?

Traditioneel werd vooral vlaktegewijs geplant, maar tegenwoordig wordt ook groepsgewijs of zelfs individueel geplant, waardoor een mozaïek ontstaat van beplante en niet-beplante delen. Dit heeft voordelen voor ecologie en beleving, en kan perfect samen gaan met de productie van kwaliteitshout.  

Vlaktegewijs aanplanten komt neer op het volledig volplanten van de oppervlakte. Het plantverband is hier bepalend van hoe de bomen geplant moeten worden.

vlaktegewijze aanplant met golvende plantrijen
Vlaktegewijze aanplant hoeft niet altijd met strakke rechte plantrijen te zijn (foto: Patrick Jansen) (Patrick Jansen)
kleine bosverjongingsgroep
Alle boom- en struiksoorten zijn groepsgewijs te mengen, mits de groepen voldoende groot zijn. (foto: Etiënne Thomassen) (Etiënne Thomassen)

Groepsgewijs aanplanten betekent dat je zones aanplant en tussenliggende zones open laat voor natuurlijke verjonging als alternatief voor het inzaaien of aanplanten van begeleidende soorten bomen en struiken. In theorie verkrijg je dan ook een groepsgewijs gemengd bos. Bij een groepsgewijze aanplant van 25 tot 50 bomen per groep is het idee dat in de kern van de groep op termijn een toekomstboom ontstaat. Dergelijke groepen worden ook wel kloempen genoemd.

De kloempen zijn best homogeen samengesteld, dus uit slechts een en dezelfde boomsoort om een duurzame menging van het bosbestand te garanderen. De buitenste bomen van de kloemp mogen enkel een andere boomsoort zijn als deze niet groeikrachtiger is dan de hoofdboomsoort van die kloemp. 

De ideale plantafstand tussen boompjes in een kloemp ligt tussen 1 x 1 m en 1,5 x 1,5 m. Dus zeker niet dichter dan 1 x 1 m, zeker niet wijder dan 1,5 x 1,5 m. Plantafstand van aanvullende bomen die tussen de kloempen geplant wordt kan ruimer. De afstand tussen deze kloempen is de gewenste finale afstand tussen de toekomstbomen.

Welke beplantingsvorm past het best bij het vooropgestelde doel van het nieuwe bos?

Hierbij kunnen bijvoorbeeld volgende aspecten een rol spelen:

Een vlaktegewijze aanplant zal eerder resulteren in een structuurarm beeld. Het aanplanten van groepen laat ruimte voor de spontane ontwikkeling van natuurlijke verjonging waardoor sneller differentiatie in de bestandsstructuur zal optreden.

De bomen in de kloempen kunnen van dezelfde soort zijn, maar men kan ook een verzorgende boomsoort groeperen rond een of enkele exemplaren van de beoogde doelsoort. Zo kan bijvoorbeeld hazelaar of haagbeuk als verzorgende boom worden geplant rondom een aantal eiken. In de eerste fase moet dan wel beheerd worden om de eiken niet te laten overgroeien door de hazelaars of haagbeuken.

De kosten van de ene of de andere beplantingsvorm hangt sterk af van de uitgangspositie. Hiervoor bestaan geen standaard berekeningen.

Snel bosklimaat en opbrengst dankzij populier in combinatie met inheemse soorten
Snel bosklimaat en opbrengst dankzij populier in combinatie met inheemse soorten (Martin Winnock, inverde)

Pioniers mengen met climaxsoorten

Snelgroeiende pioniers, zoals cultuurpopulieren, wilgen of abelen, kan je goed mengen met trager groeiende climaxsoorten. De voordelen van deze aanpak voor de bosontwikkeling staan hier opgesomd. Deze aanpak is bovendien eenvoudig om in de praktijk te brengen en je kan er eindeloos mee variëren. Snelgroeiende cultuurpopulieren werden traditioneel geplant in een verband van 8m x 8m tot 10m x 10m. Ook voor wilgen of abelen kan je deze afstanden hanteren. Je kan de pioniers ook verder uit elkaar planten, bij voorbeeld op rijen of verspreid in een los verband. De soorten of cultivars kan je zelfs met elkaar mengen, het best in groepjes van 5-7 dezelfde klonen/soorten bij mekaar. Daartussen is er plaats genoeg voor de trager groeiende climaxsoorten, zoals winterlinde, eik, boskers of haagbeuk.

Snelgroeiende pioniers in een ruim plantverband moet je niet dunnen. Ze laten genoeg licht door voor trager groeiende bomen, zelfs voor licht behoevende soorten, zoals bij voorbeeld de boskers. De trager groeiende soorten plant je best in homogene groepjes of kloempen tussen de snelgroeiende pioniers. Hierboven staat het aantal boompjes en de onderlinge afstanden die je kan toepassen als je kloempen wil aanplanten.

Je hoeft niet de volledige ruimte tussen de pioniers vol te planten met kloempen: je kan ook ruimte laten voor spontane vestiging van bomen en struiken. Omdat natuurlijke vestiging trager gaat dan aanplanten, krijg je snel een erg structuurrijk bosbeeld: in de bovenetage de snel groeiende pionierbomen, een gedeeltelijk ontwikkelde onderetage van aangeplante trager groeiende struiken en bomen, en zones waar zich op natuurlijke wijze houtige soorten vestigen.

Als je te bebossen perceel aansluit tegen bestaande bossen met geschikte zaadbomen, en je hebt geen uitgesproken doel wat betreft de uiteindelijke boomsoortensamenstelling in  het bos, dan  kan je er ook voor kiezen om enkel pioniers aan te planten, en de natuur en het toeval verder zelf te laten bepalen wat er komt. Vanuit het aangrenzende bos kunnen zich dan spontaan eiken, elzen, berken en andere boomsoorten vestigen tussen de wilgen, abelen of cultuurpopulieren. Tussen de snelgroeiende pioniers vormt zich immers snel een geschikte bodem en microklimaat die de vestiging van andere houtige soorten bevordert.