Duinengordel

De enige echte zandlaag die aan de oppervlakte ligt, is de relatief smalle duingordel. Onder de duingordel en in de hele polder ligt een kleilaag van een
paar meter dikte. Alleen in de duingordel kan er dus wat meer neerslagwater infiltreren richting grondwater in vergelijking met de rest van de polder. Daar stroomt het water grotendeels oppervlakkig weg naar de (kunstmatig laag gehouden) afwateringssloten. Onder de duinen is op die manier de actuele waterscheiding ontstaan, met langs de zeekant het wegstromen van zoet water richting strand en zee. Aan de andere kant stroomt er zoet water
richting polder. Voor de inpoldering en de bemaling van dit gebied moet de grondwaterstand aanzienlijk hoger zijn geweest, en waren niet de duinen de waterscheidingslijn, maar moet die ergens midden in de polder gelegen hebben. Er moet toen een veel grotere uitstroom van zoet water door en onder de duinen richting zee zijn opgetreden.