Habitat:
De meningen betreffende de taxonomische rang van grote trosdravik lopen uiteen. De Belgische flora (LAMBINON et al. 2004) behandelt de plant als een soort (naast trosdravik s.s.). VAN DER MEIJDEN (1996) wijkt af van de meeste West-Europese auteurs en maakt er een ondersoort van trosdravik s.l. van. Ook de kenmerken om de beide taxa van elkaar te onderscheiden verschillen sterk in de beide flora’s: de eerste wijst op subtiele beharingskenmerken van de kroonkafjes, de tweede baseert zicht vooral op grootteverschillen. In de praktijk herkennen de meeste floristen grote trosdravik door het opvallend forse uiterlijk. Indien de morfologische verschillen al niet erg overtuigend zijn, dan zijn de ecologische het evenmin. Op drie plaatsen waar grote trosdravik relatief goed gedocumenteerd is qua standplaats en vegetatie (zilte graslanden in de achterhaven van Zeebrugge, dotterbloemgrasland in de Kalkense meersen, glansha- ver- en grote-vossenstaartgraslanden in de Doode Bemde) blijkt dat het taxon telkens in het gezelschap staat van ‘gewone’ tros- dravik. Bovendien komen in het zilte grasland en dotterbloem- grasland ook intermediaire vormen voor. Ten slotte dient te worden aangestipt dat 40 % van alle waarnemingen van grote tros- dravik uit de laatste karteerperiode afkomstig is uit hokken waar ook trosdravik s.s. is genoteerd. De graslanden waar grote trosdravik is gevonden, worden gekenmerkt door een permanent tot periodiek natte bodem en hooibeheer (al dan niet met nabegrazing). De soort groeit overwegend op klei, zowel op rivierklei als brakke (maar ontziltende) zeeklei.