Tuinbeestjes en hun verhalen

Gele weidemier (Vildaphoto)
Regenworm, Lumbricus terrestris (Vildaphoto, Rollin Verlinde)
Rosse metselbij (Vilda/Rollin verlinde)

Korte verhalen over tuinbeestjes

In tuinen kan je meer dieren vinden dan je zou denken. De betere tuinen halen vrij vlot duizend soorten en meer. De zaak is ze te vinden en te herkennen. Leuker nog dan een simpele soortenlijst zijn de verhalen die erachter zitten.
Op deze pagina verzamelen we die verhalen. Zo kunnen ze gebruikt worden door tuineigenaars, tuinrangers en natuurgidsen (tuindieren komen ook buiten tuinen voor ;-) ) om een natuurbezoek tot een echte ervaring te maken.
Als je zelf een verhaaltje opstuurt via het contactformulier, zorg dan indien mogelijk voor een officiële naam van het dier, een bron waar heb je dit gelezen hebt, en als je kan, een foto die we mogen gebruiken. Anders gaan wij wel op zoek naar die laatste. Als je enkel een leuke foto hebt, gaan wij aan de slag met het verhaal.
 


Naam: Tuinbladsnijder (Megachile centuncularis )

Verhaal: Je hoeft niet meteen het dier zelf te zien om een wereld te zien opengaan. In opvallend veel tuinen kan je halfronde gaten vinden in bladeren en bloemblaadjes van bijvoorbeeld rozen. Behangersbijen, waaronder de tuinbladsnijder, gebruiken deze ronde stukjes blad om er nestjes mee te maken in gaatjes in hout. Een groot stuk dient als rolletje, twee kleinere dienen als dekseltjes om het rolletje af te sluiten. In deze nestjes wordt stuifmeel verzameld en een eitje bij gelegd. Dat stuifmeel verzamelen ze met de haren op de buik, de buikschuier genoemd.

Bron: https://www.aculea.be/soortinkijke2.html(opent nieuw venster)

Naam: Regenworm (Lumbricus terrestris)

Verhaal: Regenwormen graven gangen door grond om te eten. Het gaat hen dan om de verteerde bladeren en schimmels. Het gegraven en verteerde materiaal brengen ze naar boven door ze aan het oppervlak uit te scheiden in de vorm van hoopjes. De hoeveelheid die ze zo jaarlijks naar de oppervlakte brengen is gemiddeld 40 ton grond per hectare, of 4 kilogram per vierkante meter. Voor een tuintje van 250m² komt dat neer op een verbijsterende 1000 kilo!
Op die manier geraken mineralen en voedingsstoffen naar het oppervlak en in de kleine hoopjes kan al eens een zaadje kiemen. Een mol doet nog beter, maar daar is vast een ander verhaaltje over.

Bron: https://www.researchgate.net/publication/303568561_A_review_of_earthwor…(opent nieuw venster)

 

Naam: Dagpauwoog (Aglais io)

Verhaal: Sommige vlinders overwinteren als ei, soms als rups of pop. Sommige soorten overwinteren als adult en proberen zich te beschermen door weg te kruipen of zich te camoufleren. Soms volstaat dat niet. Misschien minder gekend is dat ze ook nog andere strategieën hebben. Zo zijn Dagpauwogen tijdens hun winterrust in staat om klikkende en sissende geluiden (zoals die van een slang) te maken die hongerige muizen op andere gedachten kan brengen. Dat doen ze door met hun vleugels tegen elkaar te wrijven. Als je een Dagpauwoog vindt in een houthok of tuinhuis, dan maken ze dit geluid ook als ze je horen binnenkomen.

Bron: Dagvlinders in Vlaanderen. Nieuwe kennis voor betere actie. D. Maes, W. Vanreusel, H. Van Dyck

 

Naam: Slak

Verhaal:  Als je een slak niet op je sla of hosta's wil hebben, kan je ze elders neer zetten. Maar wees er wel van bewust: slakken leggen ergens tussen de 6-14 meter af op een avond. Alles hangt af van de ondergrond waar ze over moeten bewegen, en hoeveel honger ze hebben!

Bron: RHS How Do Worms Work?: A Gardener's Collection of Curious Questions and Astonishing Answers

Naam: Springstaartje, collembool

Verhaal: Wanneer je in de strooisellaag wat woelt, is de kans groot dat je springstaartjes tegenkomt. Tot wel 500 springstaartjes in een handje grond! Springstaarten ( Collembola ) zijn piepkleine beestjes van 0,2 tot 6 mm, met zes poten, maar het zijn geen insecten. Het lijken saaie beestjes, maar als je met een loep kijkt, zie je bontgekleurde beestjes.

De springstaart dankt zijn naam aan de springvork onder zijn buik. Hij springt dus niet met zijn poten zoals een vlo maar met deze 'vork'. Als hij die hard uitklapt, kan het diertje wegspringen. Een springstaart van 5 millimeter kan wel 8 centimeter ver springen! Dat is dus 16 keer zijn eigen lichaamslengte. Naast de springvork heeft hij een ‘collofoor’, dit is een soort buisje waarmee hij zich kan ‘verankeren’ in de grond zodat hij niet wegwaait.

Springstaarten worden ook gebruikt om de ernst van een bodemvervuiling te beoordelen. De diertjes krijgen namelijk stress als de bodem vervuild raakt. Deze stressreactie is terug te zien in de genen en het aantal jongen dat geboren wordt.

Bron: https://www.bnnvara.nl/vroegevogels/artikelen/springstaart-piepklein-maar-reuze-belangrijk(opent nieuw venster)

Naam: Gele weidemier

Verhaal:

De meest voorkomende mieren in het gazon zijn de wegmier, de gewone steekmier en de gele weidemier. De laatste zie je het minste van, want de werksters zijn lichtschuw. Ze zijn geel tot geelbruin, de wegmier is zwartbruin en de steekmier is bruinrood. Weidemieren kun je in principe overal vinden waar gras groeit, ze leven ook nooit binnen in huis. Ze hoeven hun voedsel zelfs niet bovengronds te zoeken, omdat ze er luizen op na houden die op de graswortels leven. Een aantal van die wortelluizen vind je alleen in de nesten van gele weidemieren en nergens anders.

Als je begint rond zo'n nest te maaien, kan een Weidemiernest heel groot worden, een halve meter hoog en tot een meter breed. Ze zien er dan uit als losse, begroeide molshoopachtige heuveltjes. Die heuvel bouwen ze om meer zonlicht te vangen voor hun eitjes en jonge miertjes. Op zonnige dagen slepen ze de kroost in het nest heen en weer, steeds naar de ideale temperatuur.

Op begraasde weidemierbulten kan de vegetatie anders zijn dan direct daar om heen, zowel in dichtheid als in soortensamenstelling, met dikwijls wilde tijm in natuurlijke graslanden. Dit is het gevolg van een verschil in de minerale samenstelling van de weidemierbult ten opzichte van de omgeving daarvan. Weidemierbulten bieden weer nestruimte aan soorten die slechts een beperkte nestruimte in beslag nemen, zoals zaadmieren, steekmieren, mierenpissebed, mierenkortschildkever, mierenspringstaart, mierenkrekel en tientallen andere soorten. Onbegroeide, zandige bulten worden graag door vlinders gebruikt om te zonnen en door vogels om een zandbad te nemen. De groene specht leeft van mieren en is verzot op gele weidemier.

Kortom, zo'n mierenbult is een enorme meerwaarde voor een tuin als er plaats voor is.

Bron: Ecopedia en  http://www.formicidae.be/lasius/lasiflav.htm(opent nieuw venster)