Roofvogels en duivensport

Roofvogels en duiven

Elke duivenliefhebber heeft wel eens duiven die niet terugkomen. De vogels vliegen verloren, geraken fysiek niet meer terug, raken een hoogspanningslijn tijdens een wedstrijdvlucht of worden gepakt door een roofvogel.

Nu de roofvogelpopulaties terug hersteld zijn na een absoluut dieptepunt in de jaren 1970, vooral door het verbieden van bepaalde pesticiden en extra hulp in de vorm van nestkasten, wordt dit verlies door roofvogels als problematisch ervaren. Toch blijkt uit onderzoek dat nog geen 15% van de verloren duiven prooi zijn gevallen aan roofvogels. Niet minder dan 36% vliegt verloren, en wordt soms alsnog, soms maanden na het verloren vliegen gepakt. Dat blijkt bijvoorbeeld in Engeland, waar een groot deel van de vers gepakte duiven eigenlijk al een tijd in het wild leven. Uit die studie bleek ook dat bijna 30% van de wedstrijdduiven sterft door tegen een auto, raam, mast of hoogspanningslijn te vliegen. 8% werd gepakt door huiskat.
In een Schotse studie werden de verliezen van wedstrijdduiven vastgesteld op 56%, waarvan 2 % door sperwers en 1% door slechtvalk.
Gezonde duiven in conditie zijn ook bijna niet te pakken door roofvogels, zelfs een slechtvalk gaat de inspanning niet leveren om achter een wedstrijdduif aan te gaan. Het gaat om jonge vogels en verloren gevlogen duiven. Ook wordt beweerd dat een aanvallende roofvogel een groep duiven uit elkaar jaagt en zo kan desorienteren, dat ze honderden kilometers vluchten en verloren zijn. Het tegendeel is waar, als verdediging groeperen ze, maken ze schijnbewegingen en een individueel dier is dan nog lastig te pakken.

Tenslotte blijkt uit tellingen dat de stand van slechtvalk tegenwoordig stabiel is, en dat sperwer en havik in grote delen van onze regio terug achteruit gaan. De achteruitgang van zangvogels en boerenlandvogels is daar wellicht de oorzaak van.

In die context is het verlies door roofvogels relatief beperkt, maar natuurlijk niet onbestaande.

Slechtvalk (Vilda- Rollin Verlinde)

Ecologie van roofvogels

De meeste roofvogelsoorten zijn geen probleem, de algemene torenvalk en buizerd vangen geen duiven. Bij sperwers vangt het mannetje, dat een stuk kleiner is dan het vrouwtje, vooral zangvogels als mussen en merels. Vrouwtjes kunnen zeker een duif aan. In de broedperiode komt ze echter twee maanden bijna niet van het nest. Dat geldt in grote mate ook voor havik en slechtvalk. Daar jagen de mannetjes ook liever op kleinere prooien. Een houtduif is al snel te zwaar om naar het nest te dragen, maar een postduif is zeker haalbaar. Meer nog, postduiven stammen af van de rotsduif, een klifbroeder net als de slechtvalk. Ze komen dus van nature in hetzelfde habitat voor en duiven zijn dan ook een belangrijke voedselbron voor deze soort. Havik en slechtvalk zijn een stuk zeldzamer dan de andere drie, maar kunnen lokaal wel problemen vormen.
Al deze soorten zijn wettelijk beschermd, bestrijding is daarom niet mogelijk. Er zijn echter manieren om het verlies te beperken.

Kennis over het gedrag en de levenscyclus van bijvoorbeeld de slechtvalk, kan heel wat schade voorkomen, vooral door het timen van lossen en wedstrijden, maar ook kleur van duiven.

Qua jachtgedrag zal een slechtvalk vanuit hoogte en met verrassingseffect proberen zijn prooi te verschalken, want in rechte vlucht kunnen soorten als eenden en duiven een slechtvalk voorblijven. Om de prooi vanuit hoogte goed te zien, is het handig als die wat contrasteert met de ondergrond. Een witte duif zal altijd gekozen worden boven een grijze of bruine. Dat is ook bij wilde vogels het geval, een mannetjeseend loopt meer kans geslagen te worden dan een vrouwtje. Ook vogels die wat vreemder gedrag vertonen lokken een aanval uit, zoals baltsende vogels of vogels die duidelijk trager vliegen. Veel lastiger heeft een slechtvalk het met duiven in groepen. Dat is ook de reden waarom onderzoekers hebben vastgesteld dat bijna alle ringen die in een nest worden gevonden, van duiven zijn die niet uit de buurt komen. Een verloren gevlogen duif is een ideale prooi. Een groep snelle, trainende duiven is dat niet. Dat groeperen en bochten maken van duiven is een natuurlijke reflex, vergeet niet dat duiven en slechtvalken samen zijn geëvolueerd in berg- en klifgebieden.

Desalniettemin is er een periode waarin ook de lokale duiven in gevaar kunnen zijn. In de winter heeft elke wilde vogelsoort het moeilijk, ook roofvogels. Een makkelijke prooi in de koudste maanden van het jaar krijgt geen kans. Daarna is het niet beter. Einde februari, begin maart, wil het mannetje slechtvalk indruk maken op zijn partner door veel prooien aan te brengen. Zo laat hij zien dat hij een nest hongerige kuikens aankan en dus een goede vader is. En hoe meer prooien, hoe gewilliger het vrouwtje wordt! Vandaar de volgende aanbeveling.

Breng je duiven op tijd in conditie

De hongerperiode en de balts vallen samen met het loslaten van duiven na de winter. Na de start van het nieuwe jaar loopt de ruiperiode af en worden duiven terug gelost, behoorlijk gevet en in slechte conditie. Dat is voor zo'n slechtvalk hetzelfde als een gedekte tafel. Duiven in goede conditie zijn lastiger te vangen, als een slechtvalk of havik moet kiezen weet hij het wel. Bovendien verloopt het opbouwen van de conditie na de winter traag als de duiven enkel in het weekend kunnen gelost worden, veel duivenliefhebbers werken in de week. De periode waarin de duiven een makkelijke prooi zijn, duurt dus lang. Vandaar deze aanbevelingen.Einde februari wordt het broedseizoen van roofvogels voorbereid, de mannetjes willen indruk maken op de vrouwtjes door prooien aan te brengen. In de winter zijn er bovendien een beperkt aantal extra sperwers en slechtvalken die uit het noorden naar hier trekken. Tegelijk is de stand op het einde van de winter van de wilde prooivogels het kleinst. Dit is dus het moment waarop duiven die lang binnen gezeten hebben het meest kwetsbaar zijn.
Als de duiven goed in conditie zijn is de pakkans bijna nihil. Als je de mogelijkheid ziet, breng je je duiven al in conditie voor midden februari.

Anders wacht je tot de eerste week van maart, en dit op gecontroleerde wijze, bijvoorbeeld door ze slechts op 3 km van het hok te brengen. Ze vliegen maximaal enkele minuten en kunnen meteen worden binnengeroepen. Zorg dat ze goed op gewicht zijn en luisteren. Dat voorkomt eveneens dat de ouderen duiven blijven rondhangen rond het hok en zo een makkelijke prooi vormen.
Na een tiental keer is de basisconditie voldoende om ze aan huis los te laten.
 

Jonge duiven

Start geen winterkweek in gebieden met roofvogels als slechtvalk. Zorg dat de jonge duiven einde april tot zelfs mei. De roofvogels voederen dan weliswaar hun jongen, maar er zijn op dat moment heel veel prooien aanwezig in de vorm van kuikens van wilde vogels. Daar is ook de levenscyclus ook op afgestemd.

Het is ook een goed idee om de jonge duiven in het begin schuw te houden door ze zo weinig mogelijk aandacht te geven. Door ze bij het spenen na 4 tot 6 weken te trainen op het geven van voeder na geluid (fluitje of rammelend blik), train je ze om terug naar het hok te komen voor voer. Hierdoor zijn de jonge duiven alerter voor gevaar. Jonge duiven op deze manier opgegroeid schrikken van elke mus. Pas na maanden worden de jonge duiven opgeleerd en naar de hand gezet met voer dat ze extra lekker vinden. Dan worden ze mak naar de liefhebber toe. De imprintfase ligt rond de drie maanden.

Als je in gebied woont met veel roofvogels, is het ook een idee geen zeer opvallende duiven te kweken zoals spierwitte. Die vallen het meeste op en worden het snelste gepakt.

Dicht bij een nest slechtvalken? Hou ze binnen einde februari

De twee laatste weken van februari en de eerste dagen van maart vangt een mannetje slechtvalk wat meer dan gewoonlijk. Woon je vlakbij een nestbak, zou je kunnen overwegen je duiven dan binnen te houden. Einde maart start de eifase, waarbij het vrouwtje niet meer van het nest komt. Er is nu nog enkel één dier per territorium dat jaagt. De hoeveelheid prooien dat gepakt wordt is nu het laagst. Dat zal veranderen einde april als de jongen uitkomen. Maar dan zijn er ook weer veel jonge wilde vogels.
De eiperiode van sperwer ligt wat later, april en mei.

Afweer

Er is redelijk wat onderzoek gebeurt naar afweermiddelen, zoals balonnen met ogen en zelfs de duiven insmeren met onsmakelijke stoffen. Maar niets van die zaken blijkt te helpen.

Wedstrijden

Aangezien de grootste verliezen van wedstrijdduiven het gevolg zijn van verloren vliegen. Uit onderzoek blijkt op weduwschap, duidelijk minder duiven verloren vliegen.
Wetenschappers raden ook aan om het wedstrijdseizoen pas te starten einde mei, wanneer de volwassen roofvogels hun jongen niet meer voeden. Jonge roofvogels zijn geen partij voor getrainde duiven.