Habitatbomen

Habitatbomen zijn bomen die specifieke ‘niches’ bevatten zoals holtes, loshangende schors, uitscheurwonden... Deze niches worden ‘microhabitats’ genoemd. Het zijn vaak oude bomen. Hoe ouder een boom, hoe groter immers de kans dat hem iets overkomt en hij dergelijke ‘littekens’ ontwikkelt. Microhabitats kunnen echter ook in jongere, minder indrukwekkende bomen voorkomen. Vaak zijn het ‘beschadigde’ bomen, die bij een klassiek beheer worden weggenomen. Het is de bedoeling dat habitatbomen maximaal mogelijk behouden blijven en hun volledige levenscyclus kunnen volmaken. Ook nadat ze zijn afgestorven blijven ze in het bos als belangrijke doodhoutcomponent. Habitatbomen hebben een hoge natuurwaarde, of kunnen op termijn een hoge natuurwaarde ontwikkelen, en hebben vaak een lage economische waarde. Het vraagt een kleine inspanning (financieel) om ze te behouden maar met een grote ecologische winst. Het is daarom belangrijk om die microsites en microhabitats te herkennen en er bij het beheer (vooral bij de selecties bij dunningen) rekening mee te houden. Zo kan ook deze specifieke biodiversiteit behouden en ontwikkeld worden. Daarbij gaat het niet alleen over holenbroedende vogels en vleermuizen, maar ook over minder opvallende soorten. In vermolmd hout in holtes van levende bomen komen ook heel wat kevers, zweefvliegen en zeldzame paddenstoelen voor.

In de aftakelingsfase van een bos of boom komen dus naast een voldoende aantal dode bomen ook heel veel microhabitats (in nog levende, oude bomen) voor, en heel veel soorten zijn er afhankelijk van. (Tom Joye, inverde)
Habitatbomen krijgen best een visuele markering (symbool, verfstreep, labeltje) tijdens de dunningsdoorgang of bij specifieke inventarisaties, zodat ze ook bij de volgende doorgang worden herkend en niet per ongeluk alsnog worden gekapt. (Kris Vandekerckhove (INBO))
Hieronder krijg je een overzicht van de verschillende types micro-habitats.

Holtes (H)

We onderscheiden volgende verschillende types: spechtengaten (H1); holtes in de stam of stamvoet (H2); ingerotte takstompen (H3); met water gevulde holtes (H4) en uitvlieggaten van insecten (kevers; H5).

Scheuren en spleten (SS)

We onderscheiden volgende verschillende types: beschadiging schors + bloot spinthout (SS1); breuk + bloot kernhout (SS2); scheuren (verticaal, horizontaal, vorst- en bliksemscheuren; SS3)

Loshangende schors (LS)

loshangende schors veroorzaakt door zonnebrand (Kris Vandekerkhove, INBO)

Dood hout: afsterven deel van de kroon / dode, dikke takken (DH)

grote hoeveelheid dood hout in de kronen van enkele veterane eiken

Vervormingen (V)

We onderscheiden volgende verschillende types: niet-ingerotte wortelvoetholtes (V1); (extreme) waterlotvorming en heksenbezems (V2); kankers en maserknollen (V3). Zie voor beschrijving vorige pagina over houtkwaliteit en -gebreken.

Epifyten (EP)

We onderscheiden volgende verschillende types: vruchtlichamen van schimmels (EP1); slijmzwammen (EP2); mossen, korstmossen, lianen, varens en maretak (EP3)

Nesten (NE)

We onderscheiden twee types: nesten van gewervelden (vogels, slaapmuizen, eekhoorn) (NE1) en ongewervelden (vb boombewonende mieren) (NE2)
nest van boombewonende bosmieren (vb. Lasius fuliginosus) (Tom Joye, inverde)

Links

    Markering van een habitatboom

    Habitatbomen worden meestal met een gegolfde lijn rond de stam gemarkeerd om hun ecologisch belang binnen het bosbeheer op terrein zichtbaar te maken. Soms worden ook metaalplaatjes of een hoofdletter H gebruikt.