Graslandvegetaties

Graslandvegetaties (leerstof in cursus natuurmanagement)

Een vegetatie is een stuk plantengroei dat, minstens gedeeltelijk, spontaan van nature uit is ontstaan. Bij graslanden wil dit zeggen dat graslandvegetaties niet bestaan uit nieuw ingezaaide graslanden na ploegen, maar wel uit reeds langer bestaande graslanden, waarin de populaties van de graslandplanten zich meer natuurlijk gedragen. De graslanden met de hoogste natuurwaarde in Vlaanderen zijn zogenaamde halfnatuurlijke vegetaties, waarbij de plantensoorten zich spontaan volgens de natuur gevestigd en geordend hebben. Het feit dat het een grasland is komt echter door het menselijke beheer; zonder de mens zou er immers een bosvegetatie aanwezig zijn. Deze bosvegetatie zou zonder twijfel open plekken kennen, maar over de verdere eigenschappen ervan worden wetenschappelijke discussies gevoerd die niet tot de leerstof van deze cursus behoren. Om de samenhang van vegetaties te bestuderen worden ze ingedeeld volgens een hiërarchisch systeem. Alle Vlaamse graslanden behoren tot een zevental klassen, die vervolgens worden onderverdeeld in verbonden, waarvan er in de tekst hieronder enkele kort worden behandeld. Al deze vegetatiekundige indelingen hebben net als dier- en plantensoorten wetenschappelijke benamingen, meestal afgeleid van het Latijn. De vegetaties die in het Europese natuurbehoud van belang zijn (de Europese habitats) hebben een nummer gekregen dat internationaal gebruikt wordt. Zo valt goed ontwikkeld Glanshaververbond bv. onder de Europese habitat 6510 en de Heischrale graslanden onder de 6230. De Biologische Waarderingskaart (BWK) is een inventarisatie van het biologische milieu en de bodembedekking van Vlaanderen en Brussel. Ook de biologische waarde van de terreinen wordt aangegeven en voor graslanden is het systeem zeer goed uitgewerkt. 12.4.1. Graslandvegetaties op rijke bodem Bij deze graslandvegetaties is de bodem van nature min of meer rijk aan essentiële voedingsbestanddelen zoals stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K). De planten die er spontaan op groeien hebben deze in vrij grote mate nodig en onder invloed van een (lichte) bemesting verandert de vegetatiesamenstelling op korte termijn meestal niet of nauwelijks. 12.4.1.1. Klasse der matig voedselrijke (vochtige) graslanden (Molinio-Arrhenateretea) De meeste gewone graslanden behoren tot deze klasse met onder andere als kensoorten Pinksterbloem, Rode klaver en Scherpe boterbloem. Ze hoeven er niet noodzakelijk vochtig uit te zien in ons regenrijke gewest. Vele van deze vegetaties zijn door de moderne landbouw in de loop van de laatste decennia omgezet in zeer soortenarme graslanden, door middel van hoge bemesting, ploegen en herinzaaien (vooral met raaigras) en eventueel ook selectieve herbiciden. Het Dotterbloemverbond (Calthion palustris) komt voor op drassige, gemaaide hooilanden, waarbij er steeds invloed is van het grondwater. Dotterbloem, Brede orchis en Echte koekoeksbloem zijn enkele kensoorten van deze bloemrijke plantengemeenschap. Het Glanshaververbond (Arrhenatherion elatioris) komt voor op drogere bodems en is algemeen, vooral op goed beheerde wegbermen. Glanshaver, Groot streepzaad en Rapunzelklokje zijn kensoorten, terwijl Margriet en grote schermbloemigen vaak aspectbepalend zijn. Ook het Blauwgrasland, het Kamgrasverbond en het Verbond van de Grote vossenstaart worden tot deze klasse gerekend. Ze hebben in meerdere of mindere mate een natuurbehoudsbelang, maar hun gedetailleerde bespreking valt buiten het bestek van deze cursus. 12.4.1.2. Zilte graslanden, slikken en schorren Sommige graslandvegetaties bestaan volledig uit zoutresistente soorten en zijn typisch voor de kuststreek, alhoewel ze ook meer en meer voorkomen langsheen wegen die intensief gepekeld worden tegen wintergladheid. De Zeekraalklasse (Thero-Salicornietea) komt voor op schraal begroeide zand- of modderbanken (slikken) langsheen de kust, welke telkenmale bij vloed (en dus dagelijks) overspoeld worden met zout zeewater. In Noord-Nederland worden slikken ook wel eens wadden genoemd (Waddenzee). Enkele eenjarige soorten uit het geslacht Zeekraal zijn bij ons kensoorten voor deze soortenarme klasse. De Zeeasterklasse (Asteretea tripolii) bestaat uit schorren die periodiek (maar niet dagelijks) of incidenteel met zout zeewater overspoeld worden. De meeste plantensoorten zijn doorlevend en er groeien al wat meer soorten. In Noord-Nederland spreekt men ook van kwelders. Zulte (Zeeaster) en Lamsoor (Zwinneblomme) zijn een paar kensoorten van deze klasse die heel bloemrijk kan zijn, maar ook volledig door grassen kan gedomineerd worden.
Echte koekoeksbloem in een Dotterbloemverbond (Langemeersen, Oudenaarde) (Willy Verbeke)
Zulte (Zeeaster) (Vilda/Rollin Verlinde)
12.4.1.3. Tredvegetaties Een aantal plantensoorten hebben zich gespecialiseerd in het overleven van betreding. Ze groeien op allerhande verdichte, voedselrijke tot matig voedselrijke bodems, die weinig zuurstof bevatten. We vinden deze plantengemeenschappen op paden en wegranden, sport- en speelterreinen, parkeerplaatsen en zelfs tussen straatstenen. Gelijkaardige situaties treffen we ook aan in jaarlijks langdurig overstroomde weilanden (Zilverschoonverbond behorende tot de Weegbreeklasse), die wel een natuurbehoudsbelang kunnen hebben. Grote weegbree, Straatgras en Zilverschoon zijn kensoorten van de Weegbreeklasse (Plantaginetea majoris).
Grote weegbree (Willy Verbeke)
12.4.2. Graslandvegetaties op arme bodem Bij deze graslandvegetaties is de bodem van nature min of meer arm aan essentiële voedingsbestanddelen. De planten die er spontaan op groeien gaan hier zeer spaarzaam mee om. Onder invloed van een (zelfs lichte) bemesting door de beheerder of onbedoelde vervuiling met mest kan de vegetatiesamenstelling op korte termijn drastisch veranderen door de gewijzigde concurrentieverhoudingen tussen de graslandplanten. 12.4.2.1. Klasse der droge graslanden op zandgrond (Koelerio-Corynephoretea) De droge, zandige graslanden van deze klasse geven een schrale tot zeer schrale indruk, maar ze kunnen wel soortenrijk zijn. De bodem is ofwel zuur, ofwel kalkrijk en hierdoor eerder basisch. In zandstreken komen deze vegetaties plaatselijk algemeen voor. Het Buntgrasverbond (Corynephorion canescentis) is een pioniervegetatie op stuivend, droog, humusarm, zuur en voedselarm zand. Dergelijke ijle Buntgrasvegetaties komen hier en daar voor op niet-gestabiliseerde duinen in de Kempen en aan de kust. Een speciale vermelding verdient het verbond der droge, kalkrijke duingraslanden (Polygalo-Koelerion) of de zogenaamde duinkalkgraslanden.Zij komen voor in de kustduinen op kalkrijk, droog tot matig vochtig zand en zijn bijzonder soortenrijk. Het betreft prachtige vegetaties met onder andere ook gentianen en orchideeën. 12.4.2.2. Klasse der heischrale graslanden (Nardetea) Heischrale graslanden zijn nauw verwant aan de heides, maar verschillen daarvan omdat de dominante soorten geen dwergstruiken zijn, wel grassen en andere kruiden. De bodems zijn voor plantengroei gemiddeld iets beter dan onder heide : voedselarm tot matig voedselarm, matig zuur tot neutraal, droog tot vochtig. Borstelgras, Tandjesgras en Tormentil zijn kenmerkende soorten. In vochtige heischrale graslanden komt ook de fraaie Klokjesgentiaan voor. Heischrale graslanden zijn zeker niet gebonden aan zandbodems, ook op venige gronden of vooral op leembodems komen ze voor. We vinden ze dan ook verspreid over alle Vlaamse provincies, maar hun totale oppervlakte wordt geschat op niet meer dan 300 ha. Behoud en herstel verlopen vaak moeizaam, waarbij het ook geen pioniermilieus betreft. De natuurbehoudswaarde ligt uitzonderlijk hoog omwille van de hoge zeldzaamheid, kwetsbaarheid en onvervangbaarheid.