Beheer van poelen

Het beheer van poelen

Poelen behoeven relatief weinig beheer. Het enige probleem is dat ze na verloop van tijd verlanden. Dat proces gaat trager als het systeem armer is aan voedingsstoffen. Poelen en vijvers die oppervlaktewater te verwerken krijgen of te dicht bij een akker liggen kunnen op een paar jaar tijd helemaal dichtgroeien met Lisdodde of exotische waterplanten. Dat is ook het geval als de poel is aangelegd in een bodem die erg rijk is aan voedingsstoffen, zoals een voormalige akker. Het is dus de zaak om het systeem zo schraal mogelijk te houden. Vooral fosfaat moet vermeden worden. Maar zelfs dan groeit een poel na verloop van tijd dicht. De boel moet geschoond worden of een nieuwe poel moet gegraven. Een verlande poel heeft zeker ook zijn natuurwaarde als moerasje, maar dikwijls is er geen plaats voor meerdere poelen. Hou bij het schonen van een poel rekening met volgende zaken.
Let erop dat je alle invasieve waterexoten grondig verwijdert! (Bert Geeraerts)
  • Volg zoveel mogelijk het oorspronkelijke profiel, en ga te werk als het plaggen van heide: zoek de grens van de oorspronkelijke minerale bodem en de sliblaag. Uiteraard hoeft dit niet als de poel moet worden vergroot. Besef wel dat in het slib ook een zaadbank van waterplanten en watervlooien aanwezig is. Een dun laagje slib overhouden kan geen kwaad.
  • Werk bij voorkeur in september of oktober, de meeste amfibieën hebben het water dan verlaten, andere dieren zijn nog wat mobiel en de winterslaap is niet begonnen. Schonen leidt sowieso tot een massale sterfte, daar moet je mee leven.
  • Bij kleine poelen kan je manueel werken, bij grotere is een kraan nodig.
  • Voer de plantenmassa en slib af, laat ze niet op zeldzame vegetatie liggen. De vegetatie een tijd op de oever laten liggen om dieren te kans te geven terug het water op te zoeken kan, maar is enkel nodig als er echt zeldzame soorten aanwezig zijn. Anders kan je beter meteen alles afvoeren, dat spaart werk. Als er zeldzame soorten waterplanten aanwezig zijn, kan je een klein deel ervan teruggooien (let op exoten!) zoals kranswieren of breedbladige fonteinkruiden.
  • Soms wordt aangeraden niet de hele poel ineens te schonen, die voorwaarde geldt als het de enige poel in de omgeving is. Indien je een cluster van poelen hebt, kan het wel. Anders de helft tot een kwart met rust laten.
  • Een deel met rust laten geldt niet als je poel snel dichtgroeit met lisdodde of exoten. Probeer dan zoveel mogelijk plantenmateriaal te verwijderen, inclusief de in de bodem groeiende wortelstokken! Laat bij een exotenbesmetting geen plantenmateriaal in het water drijven, wees rigoureus. Doe aan nazorg, kom enkele maanden later terug en verwijder weerom alle exotische planten die je kan vinden. Zorg dat je de meest invasieve exotische planten perfect herkent.
  • Als een poel te rechte oevers heeft, maak van de gelegenheid gebruik om ze af te schuinen. Hoe schuiner hoe beter, maar je bent ook beperkt in oppervlakte en je moet een bepaalde diepte halen. Zoek zelf een goed compromis.
  • Bij het uitdiepen moet je erop letten dat je de ondoordringbare laag niet doorbreekt. Poelen die dergelijke hydrologie hebben zijn zeldzaam, maar bij vennen op zandgronden komt het frequenter voor. Onderzoek eerst of het water blijft staan door een hoge algemene grondwatertafel, dan wel dat je te maken hebt met lokaal hangwater.