Habitat:
Gewone braam is de verzamelnaam voor een groep microsoorten met een uiterst ingewikkelde taxonomie, in LAMBINON et al. 1998 door Vannerom beschreven als Rubus sectie Rubus. Bramenonderzoek op het niveau van microsoorten is specialistenwerk en Vlaanderen telt slechts enkele specialisten. De gegevens in de Florabank zijn ruim onvoldoende om voor elke microsoort een verspreidingskaartje voor het volledige Vlaamse grondgebied op te stellen, al is er inmiddels behoorlijk veel bekend over de verspreiding en de standplaatsvoorkeur van die vele tientallen 'kleine soorten'. We beperken ons hier tot een globaal verspreidingskaartje. Als verzamelsoort komt gewone braam in een brede waaier van biotopen voor, gaande van open grazige vegetaties tot opgaande gesloten bossen en allerlei overgangssituaties tussen verschillende vegetatietypes. De meeste microsoorten groeien bij voorkeur op een vochthoudende tot matig natte bodem. Echt natte landschappen zijn voor bramen ontoegankelijk. Sommige groepen microsoorten (bv. uit de ondersectie Glandulosi) zijn zeer schaduwtolerant, andere (bv. uit de ondersectie Discolores) dan weer niet. Lichtbeschikbaarheid en begrazingsdruk zijn belangrijke sturende factoren bij het voorkomen van gewone braam, veel meer dan de vaak aangehaalde stikstofdepositie (BIJLSMA 2004). De verscheidenheid aan microsoorten is een afspiegeling van de regionale variatie in standplaatsen in het cultuurlandschap. Veranderingen in het cultuurlandschap leiden tot veranderingen in de verspreiding van de microsoorten.