Habitat:
Van de twee ondersoorten van zomerklokje (subsp. aestivum en subsp. pulchellum) zou subsp. pulchellum – althans in Groot- Brittannië en Frankrijk – het meest in tuinen zijn aangeplant. Aangezien deze ondersoort typisch is voor het Middellandse- Zeegebied, is het duidelijk dat spontaan ogende groeiplaatsen steeds ingeburgerde exemplaren betreffen. In België en Vlaanderen werd – voor zover ons bekend – aan de ondersoorten geen aandacht besteed. Zomerklokje groeit van nature in natte riviergraslanden, rietlanden en oeverruigten, vaak in zones die af en toe door rivierwater overspoeld worden. Het is een soort met een vrij grote lichtbehoefte, die eerder warmteminnend is en voorkomt op vrijwel neutrale, humeuze en stikstofrijke, kleiige tot wat veenachtige bodems. Toch houdt zomerklokje ook onder een wat ijlere boomlaag gemakkelijk stand. De soort wordt al heel lang, zeker al vanaf de zestiende eeuw, als tuinplant gekweekt.