Lelietje-van-dalen

Convallaria majalis

Habitat: 

Van nature groeit lelietje-van-dalen vooral in de halfschaduw in loofbos op een eerder droge, tamelijk zure leem- of zandbodem. Doorgaans groeit de plant er in grote aantallen op niet al te rijke, eerder stikstofarme gronden. In tal van landgoederen, parken en tuinen werd de soort omwille van de geur van de bloemen ooit aangeplant. Daar kon ze zich dikwijls handhaven en uitbreiden op standplaatsen waar ze van nature niet of weinig zou voorkomen, zoals op wat zwaardere, voedselrijke, lemige tot kleiige bodems. Onder natuurlijke omstandigheden vindt men lelietje-van-dalen in de Leemstreek vooral in bossen van het type gierstgrasbeukenbos (bv. in de Vlaamse Ardennen en het Zoniën- en Meerdaalwoud) en in de zandlemige overgangszone in het type wintereiken-beukenbos. In de Vlaamse Zandstreek en in de Kempen groeit de plant in de rij- kere varianten van het zomereiken-berkenbos. Lelietje-vandalen heeft een matige binding met oud bos. Buiten het bos wordt de soort ook wel eens gevonden langs houtkanten en wat bredere hagen. In het algemeen gaat het dan om oud-bosrelicten of landschapselementen die naadloos aansluiten op bossen met lelietje-van-dalen.