Beschrijving:
Het natuurstreefbeeld bronbos komt lokaal voor aan (veelal kalkrijke) bronnen en bronbeken, op lemige tot zandlemige bodems. Dit type heeft een typische bronflora met o.a. Paarbladig goudveil, Verspreidbladig goudveil, Hangende zegge, Bittere veldkers en Reuzenpaardenstaart. De bodem is er nat tot zeer nat, maar er is geen stilstaand water.
Dit natuurstreefbeeld wordt ook het Goudveil-Essenbos genoemd. De officiële afkorting van dit natuurstreefbeeld is 91E0_vc, in het verleden is ook de afkorting 91E0_bron gebruikt. Dit natuurstreefbeeld is een subtype van het Europees beschermd habitattype 91E0. Dit habitattype bestaat uit verschillende natte bostypes en wordt daarom opgedeeld in verschillende subtypes.
Enkele typische diersoorten voor bronbeken zijn o.a. Beekprik en Rivierdonderpad (beiden vissoorten van de bijlage 2), Vuursalamander, Bosbeekjuffer, Gewone bronlibel en tal van andere specifieke zoetwatermacro-invertebraten. Bronbossen worden gekenmerkt door een zeer grote diversiteit aan specifieke insecten en spinnen en hebben een rijke slakkenfauna, waaronder een aantal amfibische soorten. Een 360° panorama van dit type zie je hier.
Natuurbeheer:
Het uitwendig beheer is voornamelijk gericht op het behoud van een goede kwaliteit van grond- en oppervlaktewater, natuurlijke grondwaterpeilen en een natuurlijke overstromingsdynamiek. Door de zeer hoge kwetsbaarheid is het behoud van deze bostypes moeilijk te combineren met een klassiek, economisch rendabel multifunctioneel bosbeheer. Natuurtechnisch beheer in deze types kan bestaan uit nietsdoen-beheer of kleinschalig hakhoutbeheer. Bronbossen zijn ongeschikt voor begrazing. Het bestrijden of beheren van exoten. Exotische boom- en struiksoorten zijn vaak beter te beheren dan kruidlaagsoorten.
Dit natuurstreefbeeld is lokaal in goede staat als het aan de criteria van de LSVI-tabellen voldoet. De LSVI-tabel voor dit natuurstreefbeeld (Natura2000-habitat) kan je terugvinden in dit rapport van het inbo.
Bedreigingen:
- Verruiging treedt op door verdroging (tengevolge van waterwinning, inpoldering, drainage of ontwatering) en door toevoer of overstromingen van water met slechte kwaliteit.
- Beekruimingen zorgen voor ophoging van oevers en verstoring van de hydrologie en bodem.
- Door rechttrekking, verbreding en oeverversteviging wordt de natuurlijke dynamiek van de waterloop gewijzigd, evenals door hydrologische wijzigingen in het bovenstrooms gebied (versnelde watertoevoer door verharding, verbeterde drainage, riooloverstorten e.d.).
- Versnippering.
- Gevoelig voor intensieve recreatie, maar voor doorsnee recreant weinig toegankelijk.
- Exotische boom- en struiksoorten kunnen een grote impact hebben op het hele bosecosysteem bv. door bodemverzuring.