Beschrijving:
Vochtige heischrale graslanden komen meestal voor op vochtige zure lemige zandbodems. Dwergstruiken (bv. Dopheide en Struikheide), kruiden (bv. Heidekartelblad en Tormentil) en schijngrassen (bv. Blauwe en Bleke zegge) vormen een soortenrijk gesloten grasmat. De vochtige en droge heischrale graslanden hebben een aantal gemeenschappelijke kenmerkende soorten zoals Tormentil, Hondsviooltje, Borstelgras en Tandjesgras. Soorten die duiden op een vochtige tot natte karakter zijn Heidekartelblad, Liggende vleugeltjesbloem, Klokjesgentiaan en Dopheide. Heidekartelblad en Liggende vleugeltjesbloem zijn kenmerkende soorten voor heischrale graslanden. Klokjesgentiaan en Dopheide komen ook voor in de vochtige heide.
Dit is een subtype van het Europees beschermd habitat Heischrale graslanden en soortenrijke graslanden van zure bodems (6230).
Natuurbeheer:
Het beheer bestaat uit 1 keer per jaar maaien in september. Zorg er hierbij voor dat de doelsoorten in zaad kunnen komen. Zo heb je Blauwe-knooppopulaties die reeds bloeien in juli en welke in zaad staan eind augustus. Maar er zijn ook populaties van Blauwe knoop die later bloeien en pas eind september of nog later in zaad staan.
Bedreigingen:
Eén van de belangrijkste milieudrukken voor dit graslandtype is vermesting: de aanrijking met voedingsstoffen (voornamelijk stikstof en fosfor) afkomstig van landbouw, verkeer en industriële activiteit. De vegetatie van heischrale graslanden wordt in zijn groei beperkt door stikstof, die voornamelijk van de hoge stikstofdepositie afkomstig is. Meestal leidt dit uiteindelijk tot vergrassing met sterke overheersing van Pijpenstrootje in natte heischrale graslanden. Ook fosforaanrijking speelt een rol.
Bodemverzuring is een andere belangrijke oorzaak van de achteruitgang van zowel droge als natte heischrale graslanden. Verzuring kan plaatsgrijpen omwille van een verzurende atmosferische depositie of omwille van een daling van de mineralisatie- en nitrificatiesnelheid.
In vochtige heischrale graslanden is verdroging ook een groot probleem. Het leidt tot lagere grondwaterstanden en minder kwelinvloed. De concurrentiepositie van vochtminnende soorten verslechtert en geleidelijk nemen soorten uit het droge milieu toe. Organisch materiaal zal bij verdroging sneller afgebroken worden, dit leidt tot een hogere beschikbaarheid van voedingsstoffen en een stimulatie van ruigtesoorten. Verdroging kan ook leiden tot bodemverzuring, aangezien in natte heischrale graslanden de buffercapaciteit van de bodem vooral op peil wordt gehouden door regelmatige aanvoer van zwak gebufferd lokaal grondwater naar de wortelzone. Wanneer de grondwateraanvoer niet meer of in mindere mate plaats vindt, resulteert dit in een lagere basenbezetting van het adsorptiecomplex en uitputting van kationuitwisseling.