Beschrijving:
Dit habitattype omvat permanente tot hooguit kortstondig droogvallende, grotere en kleine, plassen, waarvan het water een karakteristieke bruinkleuring (thee- tot lichte koffiekleur) vertoont door een hoog gehalte aan humusstoffen. Deze humusstoffen worden vrijgesteld uit een veensubstraat en/of aangevoerd uit de omgeving, waarbij een hoge zuurtegraad en/of een zeer geringe beschikbaarheid van voedingsstoffen verdere mineralisatie beperken. Zure wateren waarbij de bruinkleuring ontbreekt, worden niet tot het habitattype gerekend, ook al zijn er kenmerkende soorten aanwezig.
Natuurbeheer:
Terugdringen van de atmosferische depositie van verzurende en eutrofiërende stoffen is essentieel voor duurzaam behoud. Het vermijden van verdroging en eutrofiëring primeert in het lokale instandhoudingsbeheer. De oeverzones dienen gevrijwaard te worden van sterke boomopslag. Uitvening kan hooguit overwogen worden indien het habitattype door verlanding verloren dreigt te gaan.
Bedreigingen:
- Ontwatering of sterke verdroging zijn nefast.
- Vanwege de zeer geringe buffercapaciteit en voedselrijkdom is dit habitattype bijzonder gevoelig voor verzuring en de hiermee gepaard gaande stikstofaanrijking. Hierdoor gaan soorten als Pijpenstrootje, Knolrus, Pitrus, Moerasstruisgras en Vensikkelmos overheersen. De kenmerkende bruine kleur van het water kan hierbij volledig verdwijnen.
- Vermesting leidt tot dominantie van Pitrus en opgaande vegetaties van voedselrijke milieus (bv. Grote lisdodde en Riet) aan de randen, terwijl eutrofiëringsindicatoren in het water verschijnen (bv. Klein kroos en Mannagras).
- Door veenafbraak kan dan vertroebeling optreden.
- Door natuurlijke verlanding kan het habitattype op termijn verdwijnen.
- Aangrenzende bosontwikkeling met veel beschaduwing en bladval zal leiden tot eutrofiëring en eventueel verdroging en uiteindelijk tot het verdwijnen van kenmerkende of bijzondere soorten.