Beschrijving:
Blauwgraslanden zijn onbemeste, één keer per jaar gehooide graslanden die 's winters plasdras staan en 's zomers oppervlakkig uitdrogen. Ze danken hun naam aan de aspectbepalende blauwachtige kleur door de aanwezigheid van soorten als Pijpenstrootje, Blauwe zegge, Zeegroene zegge, Blonde zegge, Tandjesgras en Blauwe knoop. Blauwgraslanden kunnen echter ook bruin ogen door de aanwezigheid van mossen en soorten als Biezenknoppen. Vertegenwoordigers op minerale bodems zijn veel bloemrijker dan hun tegenhangers op meer venige bodem.
Natuurbeheer:
De instandhouding hangt voornamelijk af van een jaarlijks maaibeheer en een gunstige waterhuishouding, onder invloed van basenrijk grondwater. Oppervlakkige drainage is belangrijk om verzuring door stagnerend regenwater tegen te gaan. Daarnaast streeft het beheer naar het tegengaan van elke vorm van eutrofiëring. Kleine relicten die in mozaïek voorkomen met andere vegetatietypes kunnen eventueel ook door extensieve begrazing in stand worden gehouden.
Bedreigingen:
- Elke verstoring van de delicate waterhuishouding door drainage, algemene ontwatering, verminderde aanvoer van basenrijk grondwater, verhoogde invloed van zuur regenwater of overstroming met voedselrijk water, leidt snel tot een achteruitgang van de typische soorten.
- Het habitattype is zeer kwetsbaar voor eutrofiëring. Dit leidt snel tot het ontstaan van soortenarme begroeiingen met dominantie van grassen zoals Pijpenstrootje, Moerasstruisgras of Gestreepte witbol.
- Zonder jaarlijks of regelmatig maaibeheer evolueren deze vegetaties naar bloemrijke ruigten met Moerasspirea (habitattype 6430) of Hennegras en op langere termijn naar struweel en bos.