Hydraulische graafmachine

De machine bestaat uit een onderstel (rupsen of banden) en een draaiende bovenbouw waar de motor, cabine en een sterke kraan op gemonteerd is. Voor het werken met bomen staat op het uiteinde van de kraanarm een houttang of een sorteergrijper.

In de bosbouw worden vooral rupskranen ingezet. Lichte machines (5 à 8 ton) worden gebruikt voor het ondersteunen van motormanueel zaagwerk. De kraanreikwijdte van deze machines bedraagt ongeveer 6 meter. Middenklasse tot zware rupskranen (14 tot 20 ton) worden vaak ingezet bij de kaalkap van populieren en voor de oogst van biomassa. De kraan reikt hier 8 à 10 meter ver. Heel zware rupskranen van 25 à 35 ton worden zelden gebruikt in de bosbouw. De rupsen bieden voordelen op weinig draagkrachtige ondergrond, maar het nadeel is dat de machine maar ongeveer stapvoets kan rijden.

Het is technisch mogelijk om een lier op een rupskraan te monteren, waardoor het werkbereik aanzienlijk vergroot. Werktuigen om stronken te verwijderen kunnen gemakkelijk met een snelkoppelsysteem aangehangen worden. Hydraulische graafmachines worden soms uitgerust met een knipschaar om energiehout te oogsten.

Grote bandenkranen van 12 à 16 ton worden veel ingezet bij het rooien van bomen langs openbare wegen. Dergelijke machines hebben een draagkrachtige ondergrond nodig maar hebben het voordeel dat ze sneller kunnen rijden.

De voornaamste toepassingen van hydraulische graafmachines bij werken in de bosexploitatie zijn bomen omduwen bij de velling, hout uitdraaien (door de bovenbouw te zwenken en stapels te verleggen), hout uitslepen, dunne bomen afknippen en tak- en tophout verzamelen. De kraanarm van een graafmachine is veel sterker dan die van een gewone bosbouwkraan, waardoor gemakkelijk zware lasten kunnen verplaatst worden.

Als een motorzager in de buurt van een kraan werkt, moet de communicatie met de machinist eenduidig zijn om de veiligheid te verzekeren (bv. met een draadloos communicatiesysteem).