Gele kwikstaart

Motacilla flava

Leefgebied en trend

Na een toename van deze soort sinds de jaren ’80, lijkt er zich de laatste 10-15 jaar een dalende trend in te zetten. De Gele Kwikstaart kwam voor de jaren ’80 vooral tot broeden in vochtige graslanden. Door o.a. het draineren van die graslanden en het intensiveren van het beheer, met o.a. fors vervroegde maaidata, verdween de soort nagenoeg volledig uit dit habitat. Gele Kwikstaarten pasten zich in eerste instantie goed aan en kwamen in hoge aantallen tot broeden in de intensieve open akkergebieden van o.a. Oosten West-Vlaanderen. De akkergebieden op droge zandgronden, waar vaak tot de teelt van Maïs overgegaan werd, liet hij daarbij links liggen. De dalende trend van de laatste decade kan wellicht toegeschreven worden aan de nog steeds verdere intensivering van die akkerbouw. Enigszins hoopgevend is het feit dat Gele Kwikstaart positief lijkt te reageren op bepaalde gesubsidieerde beheerovereenkomsten (bloemrijke akkerranden,…) waar landbouwers in deze akkergebieden voor kunnen kiezen. Voorlopig lijkt het schaalniveau waarop dit gebeurt zowel in Vlaanderen als Wallonië echter nog te klein om die negatieve trends om te buigen. In Nederland nemen de aantallen eveneens af, maar er zijn belangrijke regionale verschillen en de mate van afname lijkt lager uit te pakken dan in Vlaanderen het geval is.