Werktuigen aanbouwen en gebruiken

Niet alleen achteraan, maar ook vooraan hebben de meeste tractoren tegenwoordig aandrijf- en ophangpunten, waaraan een breed gamma aan werktuigen kan worden gedragen. De meeste werktuigen worden aan een hefinrichting opgehangen, zoals een maaitoestel, een frees, een ploeg, enz. De aandrijving gebeurt meestal mechanisch via de aftakas of hydraulische via hydraulische slangen.

Een tractor kan maximaal 85% van zijn motorvermogen benutten voor het aftakasvermogen. Bij de keuze van je aanbouwwerktuig is het dan ook belangrijk om te kijken of de tractor het gevraagde vermogen kan leveren. Voorbeeld: een tractor heeft een motorvermogen van 155 pk, hiervan kan je maximaal 132 pk van het vermogen gebruiken als aftakasvermogen.

Daarnaast beschikt de tractor over aanhangpunten voor karren en aansluitpunten voor de remmen en de verlichting. Op deze pagina tonen we je hoe je op een veilige manier een werktuig aan en af kan koppelen en waar je bij het werken met een klepelmaaier op moet letten.

In dit filmpje wordt getoond hoe een gedragen werktuig moet worden aan- en afgekoppeld aan een tractor.
Een gedragen werktuig koppel je aan aan de driepuntshefinrichting van de tractor. Dat is meestal achteraan zoals we hier zien, maar het kan ook vooraan als de tractor en het werktuig daarop voorzien zijn.
Als de tractor uitgerust is met snelkoppelingen aan de trekstangen en/of topstang, dan kan je het werktuig al vooraf uitrusten met de nodige bollen. Gebruik altijd de juiste bollen die exact passen in de klauwen.
Belangrijk is dat bij het aankoppelen ook de juiste pennen worden gebruikt. Pennen die te klein zijn kunnen uiteindelijk leiden tot breuk.
Het moeilijkste van het aankoppelen is het recht positioneren van de tractor voor het werktuig. Dat doe je natuurlijk vlotter met de nodige ervaring, maar rij altijd rustig en zeer precies. Je rijd zo dat de trekstangen aan de aankoppelpunten komen. Bij snelkoppelingen moeten die onder de aankoppelpunten uit komen. Hier heeft de tractor geen snelkoppelingen dus kan dat zowel boven als onderaan.
Nu kan je de hef naar onder of naar boven bewegen al naar gelang de beginsituatie.
Bij de tractoren uitgerust met een elektronische hef kan je aan de zijkant van het spatbord achteraan de hef bedienen. Op die manier verloopt het aankoppelen makkelijker.
Als de pennen onderaan aangekoppeld zijn en voorzien van een borgpen.
, kan je de tractormotor stil leggen.
Dat doe je om rustiger te kunnen werken maar vooral om veiligheidsredenen wanneer je de aftakas aankoppelt
Zorg dat alle veiligheidsvoorzieningen aanwezig zijn op de aftakas tussenas. Vergeet zeker niet de ketting van de bescherming aan de tractor te koppelen en ook niet die van het werktuig.
Vervolgens kan de topstang aangekoppeld worden. Let erop dat bij het langer maken van die stang je het bovenste oog ook vasthoud. Op die manier wordt zowel de onderkant als de bovenkant uitgedraaid.
Tenslotte kan je de hydraulische slangen aankoppelen. De snelkoppelingen maak je altijd goed proper voor het aankoppelen, zeker als er geen afschermkapjes aanwezig zijn.
Nu is het werktuig aangekoppeld. Je heft nu het werktuig omhoog en zet de steuntjes naar omhoog
Nu kan het afstellen beginnen. De eerste afstelling is het zijdelings afstellen. Het werktuig mag niet heen en weer kunnen bewegen zeker niet tijdens het transport. Door de zijdelingse stabilisatoren vast te zetten is het werktuig geblokkeerd. Op het terrein hoeft het niet zo vast te zitten. Met een beetje speling zal het werktuig minder gaan wringen.
Vervolgens kan je controleren of het werktuig horizontaal staat tov de tractor. Dat kan je bijstellen aan de verticale stangen van de trekstangen. Hiervoor moet het werktuig op de grond staan.
Tenslotte maak je met de topstang het werktuig mooi vlak. Als het werktuig te ver voorover of te ver achterover hangt, kan het resultaat wel tegen vallen. Dat kijk je best ook nog even na voor je aan het werk begint.
Zo is het werktuig is klaar om naar de job te vertrekken.
Om na afloop het werktuig af te koppelen ga je in omgekeerde volgorde te werk
Zet het werktuig neer op een vaste en vlakke ondergrond. Zorg dat de steuntjes naar beneden staan.
Leg de motor stil
en beweeg de hydraulische hendel van de aangesloten hydrauliek heen en weer. Op die manier gaat de druk uit de slangen.
Draai aan de topstang tot deze los zit en ontkoppel dan de pen. Hang de topstang veilig weg.
Nu kan je de aftakas tussenas verwijderen
Vervolgens kan je de hydraulische slangen afkoppelen. Sluit deze terug af met de stofkappen en hang ze netjes weg.
Tenslotte verwijder je de pennen onderaan.
Ziezo, het werktuig is goed en veilig afgekoppeld.

Het gebruik van een gedragen werktuig

Werken met een achteraangedragen klepelmaaier

In dit filmpje wordt getoond hoe een tractor met klepelmaaier wordt ingezet. Vaak wordt de keuze voor een klepelmaaier gemaakt omdat het gemaaide gras niet moet worden weggevoerd of omdat het terrein vol ligt met takken of mogelijks afval. De klepelmaaier is goed inzetbaar in dat soort terrein.
Omdat de klepelmaaier heel wat te verduren krijgt moet de tractor die de klepelmaaier aandrijft voldoende vermogen hebben. Normaal gezien geeft de fabrikant van de klepelmaaier op hoeveel vermogen hij nodig heeft.
Hou er wel rekening mee dat de aftakas van een tractor maar een vermogen kan leveren van maximaal 85% van het opgegeven motorvermogen. Deze tractor bijvoorbeeld heeft een theoretisch motorvermogen van 85 pk. Aan de aftakas kan hij maximaal 72 pk leveren, 85% van 85 pk
Voor je effectief begint de werken leg je de motor nog even stil en kijk je alles nog eens na.
Controleer of alles nog goed vast zit. Is de afstelling van de maaier nog OK. De vooroverhang stel je met de topstang eventueel bij.
Alles in orde: dan kan je de motor starten.
Als eerste zet je de verschillende versnellingshendels in de juiste stand. Dat zal sterk afhangen van het type terrein, hobbelig of veel en zwaar gras. Meestal zal dat tussen 2 à 3 km/h zijn.

Nu kan je de keuze voor het aftakastoerental maken. Normaal gezien staat op de klepelmaaier aan welke snelheid hij moet worden aangedreven, bv hier 540 tr/min. Wanneer je tractor vermogen over heeft en het gras eerder kort is kan je best de E stand kiezen. Op die manier draait de motor met een lager motortoerental en minder verbruik. Hier bij dit lang gras kiezen we voor de normale stand.

Nu zet je de aftakas aan, de maaier begint te draaien en je zet het motortoerental vast bij een aftakastoerental van 540 tr/min
Nu kan je vertrekken nadat je de hef naar beneden hebt gebracht.

Tijdens het rijden zorg je natuurlijk dat je recht rijdt, maar je moet ook regelmatig achteruit kijken of alles mooi gemaaid wordt en er zich geen problemen voordoen.
Aan het einde van rijstrook, til je de hef op, niet te hoog, let op de stand van de aftakas. Je draait je en vervolgens kan je de strook ernaast nemen.
Als alles gedaan is, zet je eerst de aftakas stil, je doet de hef naar omhoog en brengt het motortoerental terug naar stationair.
Daarna kan je het perceel verlaten.

Veiligheidsinstructiekaarten: aanbouwwerktuigen voor de tractor

Afdrukbare versies van instructiekaarten over het thema tractor en aanbouwwerktuigen vind je hieronder:

Ben je op zoek naar veiligheidsinstructiekaarten voor een ander werktuig of machine? Kijk dan eens op de pagina veiligheidsinstructiekaarten.