Grondwaterstanden koppelen aan vegetatietypes

Een grondwaterafhankelijk vegetatietype zal op een bepaalde locatie enkel binnen een bepaalde range van grondwaterstanden voorkomen. Voor elk vegetatietype bestaat er dus een range voor zowel de GHG als GLG, zijnde minGxG tot maxGxG, uitgedrukt in meter onder het maaiveld. Effectieve verdroging of vernatting treedt dus pas op als de grondwaterstanden zich bevinden buiten de bandbreedtes van GLG of GHG.

In NICHE Vlaanderen werd voor 28 vegetatietypes het geprefereerd bereik van zowel de Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) als de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) bepaald: de zogenaamde NICHE tabel (Callebaut et al. 2007).

De relatie tussen vegetatietypes en de GLG volgens het NICHE-model (NIVHE vlaanderen)

Om nu te weten welke vegetatietypes mogelijk zijn met een bepaalde GLG en/of GHG, moet je helaas over een reeks peilbuisgegevens beschikken. Die haal je uit Watina(opent nieuw venster) de databank voor WAter IN NAtuur van het INBO. Daar kan je op basis van een meetreeks van 10 jaar de meetgegevens omzetten naar GxG's zoals onderstaande screenshot laat zien.

 

Screenshot van de functie 'Karakteristieke Waterstanden precalc' van Watina
Screenshot van de functie 'Karakteristieke Waterstanden precalc' van Watina (Watina, Inbo)

Hierboven zie je de GxG's van een aantal peilpunten in de Dijlevallei. Als we bijvoorbeeld peilpunt DYLP047 bekijken, zien we dat de GLG -22cm bedraagt. Dat is vrij ondiep.

Op basis van de grafiek uit Niche bovenaan deze pagina, zitten we bij zo'n GLG bij de volgende vegetaties:

  • Ruigt Elzenbroek
  • Vogelkers-Essenbos
  • Mesotroof Elzenbroekbos
  • Zwarte-zeggenvegetatie
  • Berkenbroek
  • Biezenknoppen met Pijpenstrootje

Voor Berkenbroek moeten we in de Kempen zijn en niet in de Leemstreek, ook voor Pijpenstrootje is de Dijlevallei geen habitat. Of we bos dan wel een zeggenvegetatie gaan hebben, hangt van het beheer af. Een blik op de Biologische waarderingskaart situeert deze peilbuis in Dotterbloemgrasland / Grote zeggenvegetatie.

Variatie in GLG bij dotterbloemgrasland bij verschillende bodemtypes
Variatie in GLG bij dotterbloemgrasland bij verschillende bodemtypes (Model Niche Vlaanderen)
Screenshot Geopunt BWK deel van Doode Bemde
Locatie piëzometer DYL047 in de Doode Bemde (Geopunt)

Dotterbloemgrasland met een GLG van -22 cm eerder aan de natte kant, maar het is zeker mogelijk, de waarden lopen zelfs uit tot boven maaiveld. Bovendien zal de GLG wat verschillen naargelang het bodemtype, zoals de figuur hiernaast (met data uit Niche Vlaanderen ) laat zien.

Bij  L1 (alluviale leemgronden, arm aan organisch materiaal) en LV (Venige leembodems) zit de gemeten GLG met een gemiddelde van -60cm lager dan bij V (veen) met -30 cm. 
Bij Z1 (humusarme zandgronden (dunne humuslaag), podzol) zit de GLG met -80cm zelfs nog lager. Let wel, als je ziet dat de data van deze laatste gebaseerd is op 5 veldmetingen, moeten we opletten met het interpreteren van deze data. Het geeft een richting aan, maar het is zeker niet 100% zeker dat dit een accurate weergave is.