Lezen van duurlijnen

Een tijdreeks toont de grondwaterschommelingen chronologisch over meerdere jaren. Echter, dit is dikwijls een sterk schommelende curve met uitschieters naar boven en beneden. Via een duurlijn krijgen we zicht op hoeveel metingen eerder gemiddeld zijn en hoe dikwijls die uitschieters nu voorkomen. Een duurlijn geeft de tijd weer dat het grondwaterniveau in de loop van het jaar boven een bepaalde diepte staat.  

Daarvoor worden de metingen op een as uitgezet van laag naar hoog op frequentie en dus niet chronologisch. Hiervoor is een ononderbroken reeks van minimaal 8 jaar nodig. Kortere reeksen kunnen verlengd worden via het computerprogramma Hydromonitor (vroeger Menyanthes), maar een echte reeks is natuurlijk beter en dit programma is ook niet gratis.

Veel natte vegetatietypes hebben een karakteristieke duurlijn. Daarbij zijn niet alleen de absolute grondwaterhoogte en de amplitude van de waterstanden van belang, maar ook de vorm van de duurlijn: vlak of hol tot S-vormig. Vlakke tot enigszins bolle duurlijnen komen vooral voor als de grondwaterstand gebufferd wordt door bv. kwel. Holle en sterk S-vormige duurlijnen zijn eerder typisch voor infiltratiegebieden of oppervlakkige drainage.

Enkele duurlijnen van waterpeilpunten op de Kalmthoutse heide
Enkele duurlijnen van waterpeilpunten op de Kalmthoutse heide (Watina)

Hier zie je vier duurlijnen van meetplaatsen op de Kalmthoutse Heide:

  • KALP022 (donkergroen) laat een S-vormige curve zien. Soms komt het grondwater tot enkele centimeters onder het maaiveld bij hevige neerslag, maar het kan ook wegzakken tot een diepte van 1.40 m. Uit de duurlijn kan je ook afleiden hoe vaak uitersten voorkomen, er is geen echte piek op het einde, dus zeer uitzonderlijke pieken komen niet voor. De grondwatertafel staat slechts in 10% van de tijd hoger dan -40cm. 
    KALP231 (blauw) is gelijkaardig, maar met een diepere grondwatertafel.
    Dit peil duidt op een inzijggebied, waarbij in het najaar de grondwaterstanden door regen hoog staan, maar in de zomer door evapotranspiratie diep wegzakken, bij KALP231 in 80% van de tijd onder de meter en in 20% van de tijd (80-100%) zelfs onder de -1.80m
  • KALP268 (paars) is veel vlakker, er zit slechts 20cm verschil tussen de hoogste en laagste stand en bovendien is de stand nog eens vrij hoog. Het kan niet anders of dit is een totaal andere situatie en dus een andere vegetatie dan KALP231. Dit is een gebied waar kwel naar het oppervlak komt, en onder alle omstandigheden zorgt voor een stabiele grondwatertafel.
  • KALS002 (lichtgroen) is een peilmeting van een ven, dus oppervlaktewater, waarbij je kan zien dat er toch ook een variatie is van watertafels van ongeveer 1 meter.
Duurlijnbundel van meetpunt KALP022 van de Kalmthoutse Heide
Duurlijnbundel van meetpunt KALP022 van de Kalmthoutse Heide (https://watina.inbo.be/)

De eerste figuur toont duurlijnen over minstens 8 jaar gemeten. Per meetpunt kan je die ook per jaar uit elkaar trekken om de variaties per jaar te zien en om eventueel evoluties waar te nemen. Zo'n curve heet een duurlijnbundel.
Als we dit eens doen met meetpunt KALP022 dan zien we dat er toch redelijk wat variatie zit tussen de jaarduurlijnen. Daarbij zit er niet heel veel verschil op de ondiepste waterstanden, maar wel tussen de diepere. Nog relevanter wellicht is hoeveel waterstanden buiten het bereik van plantenwortels liggen, dan is wel te zien dat in 2018 relatief weinig ondiepe grondwaterstanden op te tekenen waren.

Door de bekomen duurlijn van de metingen van een piëzometer te toetsen aan karakteristieke duurlijnenbundel van bepaalde vegetatietypes, kan nagegaan worden of de hydrologische kenmerken van de standplaats voldoen om een bepaalde vegetatietype of natuurtype tot ontwikkeling te laten komen.

Duurlijnbundel van verschillende locaties met vochtige heide (4010)
Duurlijnbundel: duurlijnen van verschillende referentielocaties met vochtige heide (Piet De Becker, INBO)

Hierboven zie je een duurlijnbundel van locaties waar Vochtige heide (4010) te vinden is. Daaruit valt goed af te leiden dat dit bodems betreft waar de grondwatertafel in 95% van de tijd tegen het maaiveld te vinden is en slechts heel kortstondig droogvalt (de knik naar beneden op het einde). 
Er zit natuurlijk wel wat variatie op, sommige duurlijnen zitten duidelijk lager. Het zou dan interessant kunnen zijn de kwaliteit van het habitat van de verschillende locaties te vergelijken.

Literatuur

  • De karakteristieken van duurlijnen van enige grondwaterafhankelijke vegetatietypen. KIWA nv. De Haan WMA, 1992